7 De andere pijler onder de rijkdom werd gevormd door de zogeheten stadsburger weiden: gemeenschappelijke weidegrond, waarvan het gebruik tot 1936 voorbehou den was aan juist fn de stad wonende stadsboeren (in 1935 circa 130 in getal), de zogenoemde grootburgers.13 Dezelfde burgemeester Fernhout moet als geen ander doordrongen zijn geweest van het grote verschil, op dit punt, tussen zijn oude gemeente Kampen en zijn nieuwe standplaats Middelburg. Hij bracht eerder, in 1929, een brochure uit onder zijn eigen naam met de titel De Kamper stadsweiden en het Groot- en Buitenburgerrecht. Die behelst een pleidooi voor verkaveling van de weiden. In dat jaar hield hij ook een rede over hetzelfde onderwerp voor de radio. Daarin de constatering: "Kenmerkend voor de gemeente is haar ongeëvenaard uitgebreid grondbezit." Alle gemeentelijke grondeigendommen hadden een totale oppervlakte van 5338 hectare, waarvan de stadsweiden "slechts" 700 hectare omvat ten, en leverden de gemeente Kampen een jaarlijkse nettowinst van f 471.889,91!14 Overigens was het verschijnsel burgerwei de of stadsweide buiten Zeeland niet voor behouden aan Kampen. Ook elders kende men burger- of stadsweiden of iets wat daarmee vergelijkbaar was, onder andere in Deventer, Doesburg, Dordrecht, Gene- muiden, Harderwijk, Roermond, Zutphen en Zwolle. In Zeeland zijn ook nog stads weiden bekend uit Biervliet en Veere. Het lijkt erop dat de Middelburgse Burger weide anders dan die in Kampen geen gemeenschappelijk grondbezit was en al evenmin een vorm van permanent ge meenschappelijk gebruik kende. Ze was "jure privato" eigendom van de gemeente Middelburg. Ze diende primair stedelijke vormen van gebruik zoals dat door de pi keur, een door de stad aangestelde en betaalde functionaris. En soms mocht de gemeenschap in casu de burgers er tijde lijk gebruik van maken, bijvoorbeeld om er te schaatsen. De gemeente Middelburg verwierf er wel pachtopbrengsten uit, maar die vielen uiteraard in het niet bij de aan zienlijke Kamper inkomsten uit een veel omvangrijker grondbezit. Ook de eerder genoemde grasopbrengst zal niet veel in "de begeerige gemeentekas" van Middel burg hebben gebracht. Aanspraken op de Burgerweide Door de jaren heen laten velen een bege rig oog vallen op de Burgerweide of ge deelten daarvan. Als in 1892 de stedelijke pikeur J.M. Abée overlijdt, is dat voor de gemeente aanlei ding om te overwegen de stadsrijschool op te heffen. In de gemeenteraad vraagt men zich af of instandhouding van de school ook niet veeleer een taak voor het garni zoen is. Zou de faciliteit worden opgedoekt, dan zou een jaarlijkse pachtopbrengst van de ruim twee hectare grote Burgerweide de gemeente een voordeel opleveren. Uitein delijk valt toch het besluit de rijschool te handhaven, zodat al enkele dagen later B en W door middel van een advertentie op zoek gaan naar een nieuwe stadspikeur; hem wordt het gratis gebruik van de weide in het vooruitzicht gesteld.15 Andere vormen van gebruik dan dat door de rijschool en als exercitieterrein zijn voor de gemeente lange tijd onbespreekbaar. Ook de pikeur mag (in 1900) de weide niet aan derden in gebruik geven zonder toe stemming van B en W en de speciale ge meentelijke commissie van toezicht op de rijschool.16 Een verzoek van L.J. Kake-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2020 | | pagina 9