20
tijdens het oorlogsgeweld is vernield en
daarna vervallen tot een ruïne. In 1590
werd het gebruik van de grond rondom de
ruïne gegund aan de armen van de paro
chie die hier hun vee mochten weiden en
hout mochten sprokkelen uit de aanwezige
beplanting.
Met het verdwijnen van de kerk verdween
De ruïne van Hoogelande, met op de voorgrond
een van de graven, juli 1964. (ZB, Beeldbank,
23935)
ook het dorp; wellicht was de verwoesting
van de kerk het laatste zetje dat daarvoor
nodig was. De restanten van de kerk ble
ven ruim vierhonderd jaar staan, tot in
1964 en 1965 de ruïne gerestaureerd werd
tot de huidige Kapel van Sint Maarten. Het
dorp werd echter nooit meer herbouwd,
zodat Hoogelande tot op heden bestaat uit
wat verspreid liggende woningen en boer
derijen. Niet alleen de ruïne van de kerk
maar ook het bijbehorende kerkhof had de
tand des tijds doorstaan.
De geschiedenis van de begraafplaats is in
grofweg vier periodes te verdelen, namelijk
de periode tot 1876, het tijdvak van 1876
tot 1911, de periode van 1911 tot aan de
inundatie en de tijd vanaf de inundatie tot
heden.
Tot 1876
De periode tot 1876 beslaat bijna zeven
honderd jaar en hoewel het de langste
periode van de vier is, is er het minst over
bekend. Het jaartal 1876 als einddatum
voor dit tijdvak is niet willekeurig gekozen.
De eerste inschrijving in het Register van
begraven op de algemeene begraafplaats
te Hoogelande dateert namelijk van sep
tember van dat jaar.2 Vanaf de twaalfde
eeuw, toen in Hoogelande de kerk werd
gebouwd en het dorp een zelfstandige
parochie werd, zullen er al mensen begra
ven zijn op het kerkhof. Waarschijnlijk gaat
het om enkele honderden inwoners van
Hoogelande, maar wie ze zijn is onbekend.
Van 1876 tot 1911
Vanaf eind 1876 zijn de namen van de ter
aarde bestelde personen wel bekend. In
totaal gaat het in deze periode om eenen
twintig mensen: vier levenloos geboren
kinderen, veertien kinderen en drie volwas
senen. Het echtpaar Samuel Jobse en
Catharina Pieterse begroeven tussen 1876
en 1886 vijf kinderen op het kerkhof, Jan
Huijsman en Pieternella Wisse verloren
tussen 1898 en 1903 vier kinderen en An-
theunis Dingemanse en Cornelia Jongepier
moesten in 1904 en 1905 twee dochtertjes
begraven. Kindersterfte kwam in de negen
tiende eeuw regelmatig voor als gevolg
van de slechte hygiënische omstandighe
den en de beroerde kwaliteit van het drink
water.
Het begraven in Hoogelande gebeurde
voornamelijk als de dorpskern van Grijps-