Gepaste plechtige woorden Op dit moment worden er filmpjes gemaakt. Vorig jaar waren het tekeningen en gedichten. Vooral de wat jon gere kinderen zijn zichtbaar geraakt door alle zekerheden die wegvallen, de angst die drenkelingen hebben moeten doorstaan en het verlies van huisdieren. Het grote verlies, de grote eenzaamheid die velen hebben gevoeld, het zwarte gat waaraan maar geen einde leek te komen is voor de kinderen te groot om mee te voelen. De jongeren die meekomen, ofwel met opa en oma ofwel via school zijn geïnteresseerd in hoe het allemaal ging, hoe die dijken konden doorbreken en wat we nu doen om dat te vermijden. Het museum wil compleet zijn. De bezoeker voelt zich klein. Op verschillende manieren. Je voelt de grootsheid van de enorme caissons waarin het museum gevestigd is, je voelt je onmachtig tegenover zoveel leed dat ontstond tijdens de Ramp. Zoveel dood en kwijt en eenzaam, maar ook de kou en het verdriet van het verdwenen thuis. Voor werpen met een verhaal, zoals het koffertje van Teun, een rieten koffertje waarin de pasgeboren baby Teun mee genomen is op de vlucht voor het water. Er is veel ruimte voor persoonlijke verhalen. Voor velen is het een verrassing dat de watersnood niet al leen in Zuidwest-Nederland plaatsvond, maar eveneens in Engeland, in België en op Texel. Ook daar waren slachtof fers. Sommige mensen trekken zich van die veelheid niets aan. Het meest geldt dat voor de pubers. Op een van de mid dagen dat ik door het museum loop, houdt een school er een kennismakingsdag. De jongens en meisjes zijn zoals dat hoort bij pubers, duidelijk veel met elkaar bezig. Het valt me op dat ze elkaar naar dingen toetrekken: moet je dit eens zien, jeetje wat erg. Een jongen maakt de opmer king datje toch een keer dood moet, dat het leven slechts kort is. Een moeilijke opmerking voor iemand van hooguit veertien. De namenstroom roept emoties op. Eerst zijn ze even stil, dan proberen ze relativerende opmerkingen te maken. Een groepje meisjes bevraagt een docent over de Ramp. Wat hij er nog van weet, waar hij was, wat hij meegemaakt heeft. Ze hangen aan zijn lippen. De jongens en meisjes gaan zigzag door het museum, informatie en belevenissen grazend en blijven hangen bij wat ze interes sant vinden. Anders dan de volwassenen die van A naar Z gaan en zich zo volledig mogelijk willen informeren. Als ik aan het eind van die dag weer thuiskom vraag ik me af hoe ik van de Ramp wist. Ik ben na de Ramp geboren, maar mijn ouders hebben de watersnood op Zuid-Beve land meegemaakt. En mijn vader werkte aan de Deltawer ken. Er werden verhalen verteld tijdens de maaltijden en er was een boek met een treurige kaft: water, een brugleu ning en wat struiken net boven water en een eenzaam paard. Het nationale herdenkingsboek van de Ramp met een voorwoord van de Koningin. 'De Ramp, die ons volk getroffen heeft, vervult ons met onuitsprekelijke deernis. Het doet goed te zien, hoe al lerwegen eendrachtig de handen ineen worden gesla gen om verlichting te brengen in de ontstellende nood van zovele landgenoten. Plechtige woorden die pasten bij de ernst van de situat e. Dit was voor mij lang het enige document dat ik van de Ramp kende. Natuurlijk waren er de foto's van mijn ouders die in Baarland jong, lachend en gelukkig van uit het raampje van het door water omringde bakhuisje naar de fotograaf keken. Maar dat pril geluk, ze waren pasgetrouwd, had niets te maken met de zwaarte van de foto's in het boek. Met de vader die slapend een kind, zijn grootste schat omklemt, met de dode dieren, het onwer kelijke landschap. Later toen ik uit huis was en geen vanzelfsprekende toe gang meer had tot de bibliotheek van mijn ouders, kocht ik het boek zelf. Het is me nog steeds dierbaarder dan welk goed gedocumenteerd boek dan ook. Nu zie ik de gezichten en raad de angst, het verdriet en de ontheemdheid. Als kind zag ik vooral de dode dieren. Eigenlijk net als de kinderen nu. Het gevoel samen tegen een soort vijand te vechten, het vermeende eensgezinde denken over de gebeurtenissen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelanddoc. | 2010 | | pagina 90