heb naderhand heel goede ervaringen gehad. En ik had
buren die alles voor me wilden doen omdat ze begrepen
hoe zwaar het was. Maar wat was ik gelukkig dat ik weer
naar Zeeland terug kon en met mijn man herenigd was,
ook al hadden we aanvankelijk geen elektriciteit, water of
wat dan ook. Als er nu vluchtelingen zijn die hulp nodig
hebben, weet ik wat ze hebben achtergelaten. Dat is niet
goed te maken met geld of goederen.'
Het duurde bij Nel een aantal jaren voordat ze het Waters
noodmuseum zou bezoeken. Ze wilde er eigenlijk niet zo
aan aerinnerd worden. Maar toen haar zoon een paar jaar
geleden aan haar vroeg of ze een keer meeging, zijn ze
samen gegaan. Ze vond het meteen interessant en wilde
alles weten. Ze hoorde dingen, waarvan ze dacht dat het
anders was gegaan en ging in gesprek. Inmiddels werkt ze
elke week een paar uur als vrijwilliger en ze praat veel over
wat er tijdens de watersnood gebeurd is.
Voorheen werd er thuis niet over gesproken, nu doet ze
dat regelmatig en ze herkent het ook bij bezoekers die
voor het eerst komen kijken.
Nadat ik deze vrouwen heb ontmoet, besef ik hoe belang
rijk het museum is: niet louter informatief, maar het is ook
een manier voor velen om in het reine te komen met de
verschrikkelijke gebeurtenissen die er in de februarinacht
van 1953 hebben plaatsgevonden. Het blijkt dat mensen
elkaar hier weer vinden. Ik besef dat de vele vrijwilligers
die er werken een belangrijke rol spelen in het succes van
het museum. Belangrijk voor een bezoeker zoals ik, die
door het persoonlijke verhaal begrijpt hoe een ramp een
leven lang doorwerkt, maar ook voor de vele slachtof
fers, die hier een stuk van hun verleden terugvinden en
het om kunnen zetten naar een positieve bijdrage voor de
toekomst.