Dagbericht
Wim was hier, in Valkenisse. We liepen van Groot naar Klein
(van Schreijenberg naar Terwoert) door het bos en Hasselblad
liep mee. We hebben halverwege tegen het beton van de tankwal,
tussen de duinen en de tankgracht, gezeten. Ook moffenwerk
blijkt niet bestand tegen des tijds gebit. Kieren en scheuren.
We spraken over de eerste keer dat hij met Helen en de jongens
op bezoek was in het duinhuis. Over de onbegrepen dood van
Joost, overrompeld door een snelle vorm van leukemie. Over de
onbegrepen dood van mijn jongen, overrompeld door een slecht-
gestuurde Benz. Over zijn zorgen om Helen en Ruden.
Dit verdriet moet blijven; het is niet te keren. 'Vroeger deden
we 's zondags een rondje door Schellach. Dan zeiden ze: daar
gaat Riemens met zijn jongens. Nu denken
ze: daar gaat Riemens. Die had toch twee
van die jongens...'
We zijn nog even naar het kerkhofje van
Biggekerke geweest, het hek, het laantje,
het graf van Netty Nijhoff, het oorlogsmo
nument met veel bekende namen: Caljé,
Geertse, Kesteloo, Francke, Zachariasse.
Nijhoff, die Paul Valéry waardeerde, had
een voorkeur voor de aanduiding 'le cime-
tière marin' als hij over dit kerkhof bij de
zee sprak.
'Les morts caches sont bien dans cette terre
Qui les réchauffe et sèche leur mystère.'
Hij zou er zijn mysterie hebben gelaten als zijn Haagse entourage
niet, in haar zucht naar posthume pronk, anders had beschikt.
Wat zou dat kunnen zijn, 'een centrale locatie', post mortem?
(3 mei, 1977)
99