De dagen van November 2.
Verraad kruipt in de welen
en medeplichtig aan de tijd
verklinken
de harde namen op het land.
Ze vinden wat ze vonden,
wat ze zoeken niet:
hazegrauw en stroever wit,
het schrale waaien op het schor,
de waterkoude stem van winter.
Hier waakt naar is voorzegd
het woord,
dat nooit de aarde raakt
en luchten niet.
Ziet,
de wind raapt veren.