De firma Riemens en de bv Olie (Oosthoek Van Liere) stegen
zowaar bij vallend licht uit aan de voet van de Mont Saint-Michel.
'Aller au Mont' was vroeger het sein voor volksvermaak, het is
dat nog, ook bij winters weer. Drommen volks. De vloed is een
spektakel. We hebben in korte tijd veel gezien, van de cachotten
tot les Batiments de la Merveille, van de
abdijtuinen tot het ondergrondse kerkje van
Onze Lieve Vrouwe van de Dertig Kaarsen.
Welgeteld. Wim had wat last met het boven
grondse licht, Ko met de temperatuur, ik
met de maag en Helen suste alles en ieder
een. Voort, immer voort: de rotsenkam van
de Pointe du Grouin boven en vijf minuten
Cancale beneden. Van Saint-Malo wordt
gezegd, dat vooral de boot naar Jersey een
aantrekkelijk aspect van de oude vesting is.
We blijven aan wal. Wim wil verweerde
Bretoenen zien, IJslandvaarders. Dat is zijn
volk. Hij heeft dat met alles wat hoekig is: Baskenland en - wat
bedaagder - de mensheid die tussen de Vikinggraven van
Vendsyssel leeft. Mensen en de zee. Vendsyssel, het land verliest
zijn rondingen en vervlakt, op weg naar de branding, op weg
naar het half-Domburgse Skagen van Peder Severin Kroyer, op
weg naar Grenen, waar de zeeën worden gedeeld.
(23 december, 1987)
107