JO DEN HERDER Die periode in Duitsland is van grote betekenis geweest voor het verdere leven van Jo den Herder. In een oudere versie van dit interview schreef ik "van beslissende betekenis". Maar dat was een te groot woord, omdat zijn koffer reeds gepakt was door zijn moeder. Zoals moeders een koffer voor hun zoon of dochter inpakken met een vertrouwd snoezelpopje, een beertje, een haas je, een eendje, zo pakte zijn moeder zijn koffer in met de woorden: "Ik hoop dat we je een goede opvoeding hebben gegeven. Je zult nu veel dingen in je leven tegenkomen, waar we niks van weten, waar we je niet voor hebben kunnen waarschuwen en waar we je niets over hebben kunnen vertellen. Ik hoop dat je de goede weg zult blijven volgen". Een moeder die zo'n zin in je koffer stopt.... Boeken 1 Volgens de statistieken zijn er tijdens de Tweede Wereldoorlog 3.725 Zeeuwen met een Duits arbeidsverleden. Er zijn boeken over geschreven. Jo den Herder heeft al die boeken in zijn kast staan. Uiteraard heeft hij ze gelezen. Die van Karei Volder Werken in Duitsland uit 1990 en Van Riga tot Rheinfelden uit 1996, waaraan hij heeft meegewerkt. Ook Nederland in den vreemde door dominee F. Dresselhuis uit 1947, waarin gedichten zijn opgenomen, die Jo den Herder vanuit zijn eigen ervaring schreef. Als ik in Zeeland 1940-1945, deel 2, door Gijs van der Ham de paragrafen over de "Arbeitseinsatz", op zijn Nederlands de "arbeidsinzet", opsla, dan komt automatisch het artikel van Bert Teunis "Holle bolle Gijs en het boek van een miljoen" in het Zeeuws tijdschrift 1990 nummer 2 bij me boven. Waarom? Omdat Teunis het allemaal zelf had meegemaakt en vanuit die situatie het boek bespreekt, dat geschreven is door iemand die het allemaal niet heeft meegemaakt. Er zit als het ware geen "ziel" in. Dat geldt niet voor de boeken van Karei Volder. Daarin proef je de eigen beleving van de auteur. Hij is zo betrokken, dat de afstand tussen de geschiedenis en de lezer emotioneel overbrugd wordt. Het zijn boeken die een generatie later verschenen zijn en zeker zijn ze ook voor die latere generatie bedoeld. Als kinderen en kleinkinderen een snars willen begrijpen van wat hun vaders of grootvaders hebben doorgemaakt, dan vinden ze daarin een betere bron dan in de verhalen, die ze rechtstreeks hoorden. Praten over die periode blijkt vaak niet eenvoudig. 116

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1997 | | pagina 118