DE STER VAN WALCHEREN onder een eigen dak, los komen van het stierlijk vervelende en altijd dreigende 's-Gravenhage, het Voorhout, het regime van de vader. Hij wil de stad - Utrecht, Leiden, Amsterdam - en het lite raire leven kunnen ontvluchten. Hij kiest Zeeland, de bakermat van zijn moeders familie vol Seynen en Leijnses. Vaak is hij in Middelburg geweest, bij de wat deftige tantes in de Gortstraat. Piet Boutens, de Middelburgse Bressiaander, heeft hem - krakerig en afgepast - lessen in Zeeland bezorgd.5 Hij was de gast van Johan Huizinga en de familie Schorer op Toornvliedt. In Vlissingen vond hij de weg naar de burgemeester-militair Van Woelderen. Leiden en Amsterdam hadden hem Zeeuwse vrien den bezorgd: bij de opvoering van zijn lustrumspel 'De Vliegende Hollander' hadden Zeeuwse namen geklonken, Van Doorn van Koudekerke, Heyse, Sprenger, De Jonge van Ellemeet, De Sitter, Loeff. Willem van Citters was de hoofdrol toegevallen. De auteur had zijn diepste bedoelingen besproken, de nagesprekken vonden in Zeeland plaats. Walcheren, het was 'thuis' voor de dichter, die een prozaist was toen hij schreef: 'Ik hield van de duinen, de zilte bladerengeur in de Scheveningse bosjes, het zand waarin ik gespeeld had achter het ouderlijk huis. Ik hield van Zeeland, omdat mijn moeders familie daar vandaan kwam. Men kon er niets aan doen, men hield van zijn land, het was aangeboren, zoals een andere oude dichter gezegd had'.6 Mevrouw A.H.Nijhoff - Wind "Antoinette" BIGGEKSRK3 Walcheren Afz.M.Nijhoff,11,Janskerkhof Utrecht. 137

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1997 | | pagina 139