DE S TER VAN WALCHEREN En nu is het stil geworden op uw eiland. Binnen den gekartelden rand van uw duinen gevangen als in een schelp, ligt het water zwaar en geluidloos uitgespreid over het verzonken mozaiek van uw blinkend landschap. Tusschen de struiken waar uw vogels nestelden, wroet nu de krab; aan den wegrand waar uw kinderen speelden, wiegelt wezenloos de vormelooze weekte van de kwal. Het hart dat u heeft liefgehad weet dat het u voor goed verloren heeft, maar het aarzelt dit te aanvaarden. Want uw stilte ademt nog en uw prachtig licht dat als kantelende opalen door het water zinkt, houdt tusschen de wanhoop en de hoop het glanzende geluk nog zwevende. Want nog leeft uw schoonheid, Walcheren. Nog zegeviert uw licht over de doodskou die zich in u vastgezogen heeft. Nog draagt de open schelp van uw geschubden duinrand haar opalen vracht van licht en water als een kostelijk geschenk. En nog zijn uw dorpen evenzooveel bloemen manden. Nog leeft gij, Walcheren, en ligt uw kleinood veilig tusschen de witte schulpen van uw duinen. Nog trilt de vreugde van uw Arcadie in het sidderend licht. En nog herkent het hart dat u heeft liefgehad onder de zilte stilte den brozen wiekslag van uw vogels, den dampenden adem van uw vee, den hoefslag van uw paarden, den geur der meidoorns en de zoete warmte van uw gebenedijden grond. Nog is uw blinkend landschap als een ver borgen parel aanwezig in de opalen diepte van uw schelp. Want te veel oogen zien u nog en te veel harten weigeren nog u prijs te geven. In de arken Noachs waar zij zich hebben teruggetrokken, waken uw mannen over uw verdronken akkkers die ook de hunne zijn. Wakend en wachtend, zonder haast en zonder angst, tot de dagen der beproeving voleindigd zullen zijn, bespieden zij uw slaap. Want zooals de sneeuw den arbeid stillegt en het land vervreemdt, maar eenmaal onherroepelijk smelten moet, zoo immers zal ook dit water dat het land vervreemd heeft, eenmaal onherroepelijk moeten wijken om deze aarde die hun erfgoed is weer aan hen vrij te geven. En zooals uw mannen de wacht betrokken hebben over uw verzonken land, waken uw vrouwen over uw goud en kantwerk. Rechtop en zorgeloos in de kleine speelgoeddorpen waar haar nijvere levensvreugde nauwelijks ruimte vindt, pronken haar kleurige gestalten te midden van het water als feestelijke bouquetten. Rechtop en zorgeloos als de paaschle- lies die haar tuintje sierden, bloeien zij rond de stilte van uw slaap. Het hart dat u liefheeft, Walcheren, huivert voor den morgen waarin 142

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1997 | | pagina 144