ARMOEDE IS ALTIJD SCHILDERACHTIG
te komen. Als dat bij de molenaars niet was te halen bleef er niets
anders over dan de in natura verworven goederen door te verko
pen. Extra en verliesgevend werk leverde dat op.
Soms was het werk en de opbrengst zo schaars, dat uit nood een
bijverdienste werd gezocht. Die werd gevonden in het lezen van
erwten en bonen. Op de grote tafel in de huiskamer aan de
Middelburgse Segeerssingel, waar Kees de Troije, zijn vrouw
Janna en hun kinderen Kaatje (Catharina Cornelia), Albert,
Nicolaas, Frans en Maatje woonden, werd een zak bonen uitge
stort. Met het hele gezin om tafel werd elke boon afzonderlijk
bekeken. De mindere kwaliteit en de duidelijk aangetaste peul
vruchten, alsook wat er verder aan oneigenlijks werd aangetrof
fen, werd weggegooid. Er bleef een eerste klas product over.
Een andere kleine bron van inkomsten was het repareren van
klompen. Achter de keuken stond een flinke werkplaats met
opslag van hout en een grote werkbank. Voor de kleine karweitjes
zorgde Frans, de jongste zoon, een opgewekt type, die het leven
niet al te ernstig nam. Dat bleek ook - aldus de familie - uit het
feit, dat hij harmonica kon spelen. Hij oefende meestal in de werk
plaats, maar op verjaardagen mocht hij het feest ook binnenshuis
muzikaal opluisteren. Tot zijn repertoire behoorden de enigszins
ondeugende liedjes 'Hop Marianneke, stroop in het kanneke, laat
de poppetjes dansen' en 'Het klooster van St. Arjaen'. Maar ook
het lied van de 'Twee koningskinderen', 'Kortjakje' of 'De drie
schuintamboers' kon hij ten gehore brengen. Deze vrolijke Frans
was de man van de gebroken klompen. Over scheuren zette hij
stukjes blik, waardoor het leven van de klomp nog wat gerekt
werd. De buren en hun kinderen waren zijn beste klanten.
Voor een paar centen waren zij weer even klaar. Bij de sigaren
winkel even verderop kocht hij van deze verdienste menigmaal
enkele sigaretten. De bevriende winkelier verbrak de banderol
en verkocht Frans twee, of als hij in de bus kon blazen, zelfs drie
sigaretten uit een pakje van vijf stuks. Dat maakte niet veel uit.
Er zou later wel weer een andere klant komen voor een enkele
sigaret. De negotie paste zich bij de koopkracht aan.
Deze artiest was de jongste zoon. Als vakman werd hij door de
anderen niet helemaal voor vol aangezien. Dat kwam ook wel,
omdat zij zich weinig moeite getroost hebben hem de fijne kneep
jes van het vak bij te brengen. Hij heeft er mee leren leven, maar
blij was hij er niet mee. Hij had een drang tot expressie, die hij op
160