ARMOEDE IS ALT IJD SCHILDERACHTIG
Deze huwelijkskandidaat voor de ongehuwde moeder viel bij
haar ouders niet in goeden aarde. Zij vonden hem aan de lichtzin
nige kant. Hij had via zijn vader op 21-jarige leeftijd een bedrag
van 60.000 geërfd, een aanzienlijk bedrag voor die tijd, maar
waarover de trouwlustige weinig kon of wilde verantwoorden.
De oude Van de Poel had overigens de voorziening getroffen,
dat als zijn zoon de leeftijd van 21 jaar niet zou bereiken, het geld
aan de RK-kerk te Vlissingen zou moeten worden overgemaakt.
Maar die bepaling kwam niet aan de orde.
De huwelijkskandidaat had wel een vlotte babbel, die zo overtui
gend was voor de ongehuwde moeder, dat zij dit keer de druk
van de directe familie weerstond en zich in het huwelijk stortte.
Hij accepteerde ook wettelijk haar zoontje. Uiterlijk was daardoor
een zonde gederfd. Uiterlijkheden speelden bij haar altijd een
grote rol. 'Wat zullen andere mensen ervan zeggen?' Bovendien
vertrokken zij naar Amsterdam, waar hun voorgeschiedenis door
niemand werd nagetrokken.
Zij woonden op Wittenburg, een van de beruchte en overbevolkte
oostelijke eilanden. Piet de Troije en zijn vrouw Jans Kulderij
woonden iets verderop in dezelfde straat. Een broer van Jans,
Ferdinand was ook naar Amsterdam getrokken. Zijn jongste zoon
Kootje werkte aanvankelijk in de bouw bij oom Piet de Troije.
De ondernemende jongeman keerde zich van de bouw af en
begon een Horeca-loopbaan. Hij werd wereldberoemd in Amster
dam en wijde omgeving om de zaken, die hij stichtte op het
Leidseplein en op het Spui:
Broodje van Kootje. Befaamd
was zijn broodje Hangend Haar
(pekelvlees) en zijn broodje
Halfom (lever en pekelvlees).
Zij mogen er trouwens nog
steeds zijn.
Hun lotgevallen zijn niet veel
anders dan die van andere
jonge Zeeuwen uit die tijd, die
de grote steden opzochten in
Vlaanderen en in Holland op
zoek naar werk. Vast staat, dat
veel Zeeuwse jongemannen
hun heil hebben gezocht bij de
Koninklijke Marine. Het aantal
dergenen, dat niet wegtrok,
Klaas de Troije
met neef Rien van de
Poel v/h De Troije en
diens zonen Henk en
Rientje in een wiek
van Unicum.
163