maar ongehuwd bleef om het ouderlijke gezin te helpen overle
ven, moet eveneens aanzienlijk zijn. De demografische gevolgen
daarvan zullen inmiddels wel zijn uitgewerkt.
Volksziekte
I^Fn de Middelburgse molenmakerij ging het langzaam maar
zeker wat beter. Er viel meer herstelwerk te doen. In 1906 bouw
den de molenmakers de molen De Koe in Veere en in de eerste
wereldoorlog deden zij een flinke restauratieklus aan een toren
in Zierikzee. In die oorlogsjaren woonde en werkte de jonge
Marinus de Troije (van de Poel), die in Amsterdam aan de
ambachtsschool tot timmerman was opgeleid, mee in het bedrijf
van zijn grootvader en zijn ooms. Zij waren soms weken van huis,
maakten lange en unieke voettochten door het Zeeuwse land en
sliepen in het stro, waaraan de molenaars nooit gebrek hadden.
Hij keerde terug naar de hoofdstad, omdat zijn moeder aan een
ernstige volksziekte leed, waaraan zijn stiefvader zou overlijden.
Na een zorgelijk ziekbed trad voor zijn moeder de genezing in.
De jonge weduwe leek nog zwijgzamer te worden. Met grote ver
betenheid werkte zij om de kost te verdienen. Zij was stellig ver
bitterd, maar zij toonde een grote genegenheid voor haar zoon en
later haar kleinkinderen. Dat uitte zich nooit in woorden, maar
altijd in geschenken. Zij had een aantal vaste uitspraken, die haar
vaste leefregels waren. 'Wie wat bewaart, die heeft nog eens
wat...' Zij verzamelde dozen vol met elastiekjes, zilverpapier -
dat trouwens bestemd was voor de arme kindertjes in tropische
werelddelen - knopen, spelden, naalden en lucifersdoosjes.
Een andere uitspraak had betrekking op het sexuele leven, voor
zover dat ooit en zeer schaars ter sprake kwam. Met stelligheid
beweerde zij: "Ik vind het maar een vieze gewoonte".
Aannemelijk is dat deze mening voortkwam uit haar frustrerende
ervaringen met een door ziekte kinderloos gebleven huwelijk.
Zij was een klein, tanig vrouwtje, niet groter dan 1.55 m, meestal
zwijgzaam en ondoorgrondelijk. Van nature was ze niet zo.
Het grimmige leven had haar zo gemaakt.
Haar zuster Maatje was van een ander kaliber. Ook haar viel geen
groot geluk ten deel in het huwelijk, dat niet al te lang standhield.
Zij kreeg een dochter Cornelia, een stevige jongedame, die haar
leven lang in Zeeland bleef wonen. Maatje was een expressieve
vrouw, die van vrolijkheid hield. Zij nam tijdens vakanties haar
Amsterdamse neef mee naar de kermis. Het was voor haar een
164