offer van de Tweede Wereldoorlog. Hij moest als bejaarde man op last van de bezetters Walcheren verlaten en werd ondergebracht in het Westfriese Venhuizen, dat maar vijftig kilometer verwij derd ligt van Amsterdam, de stad waar zijn oudste zuster woon de en zijn neef en nog wat achterneven en achternichten. Hij besloot hen op te zoeken in hun woning in de Watergraafs meer... Op dat adres werd er in het voorjaar van 1944 aangebeld. Voorzichtig werd er poolshoogte genomen door een van de doch ters. Zij meldde, dat er een politieman in uniform voor de deur stond. Dat veroorzaakte enige paniek. In huis waren op dat moment een aantal - Joodse - onderduikers, onder wie de zoon des huizes, die na een barre tocht uit Berlijn was gevlucht, waar hij als dwangarbeider had moeten werken. Koortsachtig overleg leidde tot de inschatting, dat één politieman alleen vermoedelijk geen gevaar zou betekenen, aangezien de mensenvangers van de Sicherheitsdienst (SD) altijd in burger waren en evenals de Schalkhaarders - zwarte nationaal-socialistische politie - altijd in koppels van twee werkten. Die inschatting bleek juist te zijn. De agent van het bureau Warmoesstraat, vlakbij het Centraal Station, kwam vertellen, dat zij in het water voor het station het lijk hadden opgevist van Albert. Hij was op weg naar zijn familie in het donker van de verduisterde stad op zoek naar een tramhal te in het water gelopen. Niemand had dat gemerkt. Het was een wreed moment, maar zijn zuster Catharine, zijn neef Marinus en zijn achterneef Cor toonden zich uiterlijk volstrekt onaangedaan. Tegenover elkaar was het niet de gewoonte iets van verdriet te laten merken. Zij kwamen hooguit tot de conclusie, dat het lot buitengewoon ondoorgrondelijk was. Op hun manier hadden ze in hun hart voor de oude Zeeuw toch een klein monument opge richt. Zij waren zeker getroffen door de aandoenlijke manier, waarop de bejaarde man het gezelschap van zijn naaste familie leden had proberen te zoeken. Overlevenden ^atje overleefde de oorlog, maar zij was toch aan het eind van haar krachten geraakt. Zij overleed in 1946 in Amsterdam na een kort ziekbed. In Middelburg leefden nu nog in het kleine huisje aan de Segeerssingel: tante Maatje, haar dochter Corrie en de ooms Klaas, de vakman, die op de achterkant van een paar oude 166

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1997 | | pagina 168