Zij kwam van Arnemuiden lopen, maar daar keek men toen niet van op. Een hartige hap werd dus niet versmaad. Bonen en erw ten waren er altijd in huis. Sperciebonen, snijbonen en kool maak ten ze zelf in. Voorts waren ze, zoals alle mensen van de zeekant door de zoute atmosfeer en de vele zeevarenden in hun midden 'zoet' uitgevallen. Vandaar ook, denk ik, de zoete sla. Boterbabbelaars en bolussen waren geregeld in huis. Peulvruchten Tlees was er twee of drie keer in de week. Geliefd waren run derlappen, die onder het vet goed houdbaar waren en voor een smakelijke bruine jus zorgden. Maar in slechte tijden werd de buikriem aangetrokken en waren bonen en erwten met wat uitge bakken spekvet het meest voor de hand liggende voedsel. En als De laatste molen maker van de Segeerssingel Klaas de Troye met zijn molen Unicum, een stukje vakman schap op een zevende van de ware grootte. 168

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1997 | | pagina 170