GANGEN GASJES, ONGENODE GASTE Bevrijd Woen de Duitsers in november 1944 verdreven waren keerden veel inwoners in de zwaar getroffen stad terug en bloeide het ben deleven als nooit tevoren. Overal zwierven groepen gasjes tussen de puinhopen, behangen met allerhande wapens en uitrustings stukken. Zij doorzochten iedere schuilhoek van de vesting Vlissingen en elke bende had zijn geheime wapenopslagplaats. Bovendien wisten ze de Duitse voedselvoorraden te vinden. Een en ander werd natuurlijk door hen zwaar bewaakt en verdedigd tegen andere bendes. Wij deden daar niet aan mee. Ik was inmiddels zeventien jaar geworden. Met veel moeite kregen wij van Civil Affairs een Permit om de Boulevard te betreden. De omgeving van de grote bunker op de Westbeer was totaal ver woest en lag bezaaid met slagveldtroep. De Franse Commando's hadden twee dagen strijd geleverd met dit Duitse steunpunt en het stuk vierloopsgeschut, dat naast de nooduitgang van de schuilkelder was opgesteld. Totdat uiteindelijk vijftig Duitsers met witte vlag uit de gangen te voorschijn waren gekomen. Het standbeeld van Frans Naerebout was verbrijzeld en zijn onderlijf wiebelde los op zijn sokkel. Zijn afgeschoten hoofd vond ik terug op een trede van de trap van de schuilkelder (en is sinds dien spoorloos; het broekstuk ligt nog steeds in onze tuin te wach ten op een laatste rustplaats, wellicht in het toekomstig Maritiem Museum). We gingen weer in de gangen kijken, heel voorzichtig, want je was steeds bedacht op booby-traps. Er was niet veel ver anderd sedert de laatste keer, alleen de naam van een Duitser sierde de muur. Een gids van de Ondergrondse had zijn taak heel letterlijk opgevat en de Commando's tot aan de ingang aan de Paardenmarkt gebracht, die nu goed te zien was. Het hele rijtje huizen, waar De Kat had gewoond, was uitgebrand, alleen de voorgevels stonden nog met lege ramen overeind. Maar kennelijk hadden de Commando's het te riskant gevonden om via de gan gen de Duitse bunker op de Westbeer uit te schakelen. Over de Boulevard was tussen de prikkeldraadversperringen en alle glas en puin een smal pad gebaand. In het wegdek ontdekten we man gaten, waar je langs ijzeren voetsteunen in een lange Duitse gang kon afdalen. Die lag minder diep dan de Franse en was wel droog, maar heel slordig gemetseld. Er waren schietvensters in de richting van de zee en dwarsgangen naar de kelders van de huizen langs de Boulevard en naar de kazematten. Het bewaken 181

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1997 | | pagina 183