JACOB VAN M AERLAN D
werd van ongekende grootheid wreed teruggeworpen in een
diepe constitutionele crisis. Willems broer Floris werd als voogd
aangesteld, maar kwam reeds in 1258 in een toernooi te Antwer
pen om het leven. Vooral Floris' tante, de Henegouwse Aleide
van Avesnes, zou zich daarna over hem ontfermen.
Als voogdes - tutrix Hollandie et Zelandie - bewees ze een formi
dabele persoonlijkheid te zijn, die alle politieke ontwikkelingen
zeer nauwlettend in de gaten hield. Ze wilde Floris dan ook de
beste en meest veelzijdige opvoeding geven, die hem leiderschap
en hoofsheid zouden bijbrengen, twee grote middeleeuwse
idealen.
Jacob van Maerlant schreef zijn eersteling, Alexanders Geesten,
omstreeks 1260 in opdracht van Aleide. De geschiedenis van de
luisterrijke vorst, Alexander de Grote, diende als troost in bange
dagen, maar ook als lichtend voorbeeld. Iets van Alexanders
prestige moest op de jonge Floris afstralen. En, jawel, Maerlant
zorgde ervoor dat het wapenschild van de wereldveroveraar
met het Hollandse samenviel een rode, klimmende leeuw,
op gouden veld!
In 1266 werd Floris meerderjarig en huwde hij met de Vlaamse
gravendochter Beatrijs van Dampierre. Na een reeks opstanden
wist hij zijn macht uit te breiden en versterkte hij de Hollandse
positie in West-Europees verband. Vanwege zijn populariteit bij
het gemene volk kreeg hij de bijnaam "der keerlen God". Hij werd
in 1296 het slachtoffer van een complot waaraan zijn schoonvader
Gwijde van Dampierre en Eduard I van Engeland deel hadden;
hij werd vermoord door zijn leenmannen Gijsbrecht van Amstel,
Herman van Woerden en Gerard van Velzen.
Zeker is dat Maerlant zijn Spiegel Historiael (1284-88) aan deze
Floris V opdroeg. Het is bovendien meer dan waarschijnlijk dat
de Vlaamse dichter op Voorne in diens entourage vertoefde en
de jeugd van Floris met lering en "dagcortinghe" opfleurde.
Een prachtige uitgave van Maerlants Spiegel Historiael uit de veer
tiende eeuw bevindt zich in Den Haag. Het rijk verluchte en artis
tiek verbluffende handschrift werd vervaardigd rond 1330, ver
moedelijk in de Zuidelijke Nederlanden. Vandaag wordt het
onder het signatuur KA XX bewaard in de Koninklijke Bibliotheek
te Den Haag. Het is een van de pronkstukken van de collectie
aldaar. Dit handschrift bevat overigens als enige Maerlants inte
grale tekst.
189