ECOLOGISCH ONDERZOEK IN ZEELAND
den creëren, moeten we de productie van de Noordzee verhogen
door er stikstof en fosfor aan toe te voegen of juist niet, moeten
we nucleaire energie gebruiken die geen CO2 produceert, enzo
voort. En zijn er voorspellingen te doen over het klimaat over een
eeuw, bijvoorbeeld over de reële mogelijkheid dat West Europa
getroffen wordt door een ijstijd, ondanks het broeikaseffect, en
wat te doen als dit zo zou zijn.
Naast de klimaatveranderingen is er een tweede problematiek
waarbij de ecologie een grote rol speelt. Dat is die van het ver
dwijnen van planten en dieren, de zogenaamde biodiversiteitscri-
sis. Wat precies de gevolgen zullen zijn van het verdwijnen van
duizenden dier- en plantensoorten is moeilijk in te schatten.
Estuariene systemen hebben echter altijd al een lage biodiversiteit
gehad, omdat het zeer wisselvallige systemen zijn. Hoe wisselen
der de omgeving is, des te moeilijker dieren en planten het heb
ben om zich aan te passen. Alleen al het overwinnen van de zout-
zoet gradiënt stelt enorme eisen aan de fysiologie van organismen,
omdat hun hele waterbalans zich moet aanpassen aan twee volko
men tegengestelde condities: in zoet water stroomt water door
osmose de cellen binnen en in zout water stroomt het water uit de
cellen naar buiten. Dat biodiversiteit in estuaria wellicht minder
bedreigend is dan in de meeste andere ecosystemen betekent
echter niet dat er geen aandacht aan moet worden besteed;
immers als een soort er toch verdwijnt, kan dat veel grotere con
sequenties hebben in een systeem met weinig dan in een systeem
met veel soorten.
Dr ir W.G. Beef-
tink, een van de pio
niers, leider van het
wetenschappelijk
onderzoek naar
schor-ecosystemen.
fanaf
van het
Werkgroep Litorale Vegetaties
de oprichting van de toenmalige afdeling Delta Onderzoek
Hydrobiologisch Instituut in 1957 heeft plantkundig
onderzoek deel uitgemaakt van de
wetenschappelijke activiteiten.
Ir. Wirn Beeftink was, temidden van
het aanvankelijk kleine groepje dat de
totale personeelsformatie van het jonge
instituut vormde, de voor dit werkveld
verantwoordelijke botanicus. Uiteraard
stond ook het botanisch onderzoek
destijds in het teken van de naderende
Deltawerken. De schorren, slikken en
strandvlakten in het Deltagebied waren
52