HISTORISCHE WATERSCHAPSFUS
aangepakt en bij zo'n aanpak paste geen sterk versnipperd beheer
en bestuur.
Er waren vóór de ramp van 1953 maar liefst ongeveer honderd
zeventig polder- en waterschapsbesturen in Zeeland. Daar kwam
drastisch verandering in. De ene concentratie na de andere volgde
en in de jaren zeventig waren er tenslotte nog zeven waterschap
pen. Vier boven de Westerschelde en drie beneden de Wester-
schelde
Opstand
B Mach meende het provinciaal bestuur dat er nog teveel water
schappen waren. En in 1987 kwamen Gedeputeerde Staten van
Zeeland met het voorstel: "nog verder concentreren". Van zeven
naar twee of drie. Speciaal argument was dat er met name in
Zeeland sinds 1975 daadwerkelijk een belangrijke nieuwe water-
schapstaak was bijgekomen, namelijk de waterkwaliteitszorg.
Op 25 juni 1973 hadden de Staten van Zeeland immers besloten
de zorg voor de waterkwaliteit niet aan de provincie toe te ken
nen of aan aparte zuiveringsschappen, maar die aan de water
schappen op te dragen. De kiem voor verdere concentratie was
toen gelegd, want deze belangrijke nieuwe taak kon alleen door
"daadkrachtige" en "financieel sterke" waterschappen worden
uitgevoerd. Maar de tijd was in 1987 nog niet rijp voor zo'n sterke
concentratie. De pleuris brak uit!
Politieke partijen werden onder druk gezet, de agrarische wereld
liep te hoop, de publieke tribune van de Statenzaal puilde uit en
op het laatste moment blies de Zeeuwse politiek verdere fusie af.
Het was de laatste echte opstand tegen fusie. Want slechts zes
jaren later gaven Schouwen-Duiveland en Tholen duidelijke
signalen tot verdere concentratie aan de Middenzeeuwse water
schappen.
De redenen werden steeds duidelijker. Het bleek financieel
gewoon niet meer haalbaar om met een klein inwonertal de
zwaarder wordende lasten te dragen en toch de dienstverlening
op peil te houden. Er kwam nu een fusiedrang "van onderop"
en dat werkte!
De Waterschapswet
^p 1 januari 1992 was inmiddels ook de Waterschapswet van
kracht geworden. Hoewel waterschappen als democratische
bestuursorganen veel ouder zijn dan gemeenten en provincies,
77