ARTS ZONDER GRENZEN
ling te prijken te midden van een woestenij van ineen gestorte huizen.
Eens passeerden wij een convooi krijgsgevangenen, te voet, op weg naar
Duitschland. De kleine troep Engelschen maakte een oneindig betere indruk
dan de Franschen. Het voorbij trekken duurde wel driekwart uur. Het waren
er duizenden en nog maar het duizendste deel van het totaal, dat twee mil-
lioen bedraagt. Na zes weken oorlog! Er was geen ander argument noodig
voor mijn bewering, datflamme etfoi ontbraken. Zwarte krijgsgevangenen
zagen we zoo goed als niet, die kerels vochten zich dood.
Bij Hallencourt passeerden we een holle weg met de resten van een convooi
daar kort tevoren door vliegaanvallen vernietigd. De Senegaleesche begelei
ding van het convooi had niet van vluchten geweten en tot den laatsten man
stand gehouden. Gedurende de eenige veldslag, die de Italianen in Menton
geleverd hebben, verloren zij vijfduizend man tegen de Franschen zestig,
allemaal Senegaleezen. Teruggekeerd van het slagveld hadden deze hun
zakken vol met Italiaansche ooren. Afschuwelijk, maar de stemming hier
over de coup de poignard dans le dos was dusdanig fel, dat niemand er aan
stoot aan nam. ["De dolkstoot in de rug": hiermee wordt de lafhartige
Italiaanse inval in de Franse Rivièra op 10 juni 1940 bedoeld, toen de
Duitse troepen al voor Parijs stonden.]
Over ons verblijf in Parijs zal ik maar niet te wijdloopig zijn. Een stad vol
vreemde overwinnaars is natuurlijk eenigszins ondraaglijk van atmospheer
voor wie verder kijkt dan de uiterlijke deur. Deze laatsten zijn in den regel
overal waar zich de discipline doet gelden. En ook zelfstandige soldaten
gedragen zich meestal fatsoenlijk. We hadden het er materieel goed, maar
waren dolblij dat we er uit waren. Na vele weken kwam ik dank zij Comte
von Rosen van de Zweedse Ambassade, in het bezit van een papier dat ons
vertrek mogelijk maakte. Mijn geval was abnormaal: een Hollandsche dokter
die in het quasi independente Monaco thuishoorde - daar wisten de Duitsche
'De cathedralen echter
2!in onbeschadigd en staan
zonderling te prijken te
'dden van een woestenij
1 ineengestorte huizen."
137