De architectenkeuze
kregen zo in volledige gelijkwaardigheid de humane uitvoering,
waarin Van Eyck een meester was.
Verbredingen in de kade-rooilijn en een afdaling met brede 'luie'
treden werden plekken langs het water ten dienste van wandelaar of
bezoeker. Vanuit de oksel van de nu ypsilon-vormige haven kreeg de
jeugd een plek en een vlonder, vooruitstekend tussen de afgemeerde
bootjes, van waaruit desgewenst met kano of opblaasboot vertier op
het water kon worden gezocht. Daarmee gaf Van Eyck uitvoering aan
de 'blijheid', die een essentieel onderdeel uitmaakt van zijn humane
interpretatie van de openbare functionaliteiten. De nieuwe Dokhaven
kreeg overal stompe hoeken, omdat Van Eyck had geconstateerd dat
daarmee het water bleef rondstromen en er minder kans bestond dat
drijvend afval zich in een hoek zou verzamelen. Met deze ingrepen
conditioneerde Van Eyck de ontwerpmarges van de te realiseren
woonblokken of gebouwen.
Het is bepaald ongebruikelijk dat een gemeentebestuur zich zo
indringend met het realiseren van een nieuw stadsdeel bemoeit als in
het geval van het Middelburgse Maisbaai-project. Ontwikkelaars zijn
gewend vanaf het eerste begin de touwtjes beslissend in handen te
hebben en - voor zover dat niet het geval is - het lopende planproces
te forceren.
Dat Van Eyck op grond van de Samenwerkingsovereenkomst koos
voor de Amsterdamse architectenbureaus Lafour/Wijk en Paul de
Ley was dan ook een bron van aanhoudende ergernissen en crisisbe
heersing. Immers, de architecten kregen hun opdrachten van de ont
wikkelaar en Van Eyck werkte in dienst van het gemeentebestuur. Bij
de ondertekening van de Samenwerkingsovereenkomst verzuchtte de
ontwikkelaar dan ook dat de architectenkeuze hem door de 'strot was
gewrongen'.
Belangrijk in deze kwestie, die op een affaire dreigde uit te lopen,
was de rol van Hein Klarenbeek voornoemd, geassisteerd door zijn
collega uit de Welstandscommissie Kees Hoogeveen. Het machtsspel
tussen ontwikkelaar en gemeentebestuur smeulde voort gedurende
vele maanden.
De ontwikkelaar bracht een negatief advies uit over de kwaliteit van
de geadviseerde architectenbureaus na een bezoek in Amsterdam aan
voltooide werken en werken in uitvoering van de betreffende
bureaus (november 1986).
Het College van B W werd daardoor enigszins tot vertwijfeling
gebracht en besloot om een tegenadvies te vragen aan de
Welstandscommissie. Deze commissie bracht op 10 december 1986
een bezoek aan dezelfde projecten. Op basis daarvan bracht zij een
rapport uit, dat in stijlvolle termen de lof zong over de kwaliteit van
het door de architecten geleverde werk. Ter toelichting verklaarde zij
187