OOSTERSCHELDE
Eén samenhangend monument
De Oosterschelde, het grootste afgesloten getijdewater van Zeeland,
bezit unieke cultuurhistorische en archeologische waarden, ten dele
van internationaal of zelfs mondiaal belang. Eigenlijk is heel de
Oosterscheldekust één samenhangend cultuurhistorisch monument:
een complex van inlagen, 'karrevelden', hoekig dijkverloop, bouten
of nollen (in het water uitstekende dijkrestanten), gemalen, sluizen,
tij- en vluchthavens, dat getuigt van eeuwenlang leven met en strijden
tegen het water.
Van alle Zeeuwse 'inlagen' ligt het overgrote deel aan de oevers
van de Oosterschelde, waaronder de belangrijkste, zoals de Koude-
kerksche Inlaag op Schouwen. Behalve op Schouwen-Duiveland en
Noord-Beveland vinden we ook inlagen op Tholen en Zuid-Beveland.
Vóór de ontwikkeling van de moderne onderwaterverdediging
waren ze een onmisbare schakel in de waterstaatkundige defensie.
Ze werden aangelegd op plaatsen waar wegens oever- en dijkvallen
(plotselinge ontgrondingen aan de zeezijde) gevaar bestond voor
overstroming. In zo'n geval werd bij wijze van 'buffer' achter de
bedreigde zeewering een reservedijk gelegd, een zogenaamde inlaag-
dijk. De strook tussen zee- en inlaagdijk heette inlaag. Inlagen zijn
hooguit enkele honderden meters breed; vele kwamen echter zo laag
te liggen, dat ze nu grotendeels uit water bestaan.
In de inlagen vinden we vaak de zogeheten karrevelden: afgegraven
terreinen, waarvan de grond diende tot versterking van de dijk.
De klei werd in stroken verwijderd. Hierdoor ontstonden langgerekte
plassen of greppels, gescheiden door 'dammetjes'. Na afgraving werd
de klei met karren afgevoerd, vandaar de naam 'karreveld'. Ook de
Zeeuwse karrevelden worden merendeels aangetroffen langs de
Oosterschelde, op Noord-Beveland en Schouwen. Inlagen en karre-
'Karrevelden' in de
Koudekerksche Inlaag
(Schouwen), gezien vanaf
de Plompe Toren.
34