KONINKLIJKE ZEELANDIA
want in die tijd had Zeelandia nog geen proefbakkerij. Nu is dat
laatste misschien niet geheel juist, want de proefbakkerij kwam er
in 1932. Adrie Doeleman-Van der Valk en ook haar zoon Herman
nuanceren daarom door erop te wijzen, dat HJD de bakkers niet voor
het hoofd wilde stoten en dus gewoon als klant bij hen hun brood
kocht in plaats van het zelf te bakken. Kees Kloet denkt bij de sociale
instelling van HJD direct aan de 'kaailopers'. Dat waren havenarbei
ders die wat te doen hadden als er een schip met grind of steenkool
gelost moest worden. Als dat niet zo was, was er geen werk, geen
inkomen. HJD had altijd wel een paar rijksdaalders in zijn vestzakje
en was daar, als het nodig was, gul mee voor de kaailopers. Ook tij
dens de oorlog heeft HJD zeer veel goeds gedaan. Kees Kloet was er
getuige van hoe er pakjes met olie, boter of vet - uitgespaard van de
productie - klaar werden gemaakt en later verdeeld onder mensen
die het nodig hadden. Dat gebeurde meestal anoniem. Soms kon
HJD zeggen: "Dien armen donder, die geeuwt van den honger.
Daar moeten we dan maar wat brengen". HJD was zeer geliefd onder
de werkende man, zegt Kloet. Misschien omdat hij zelf ook zijn han
den uit de mouwen stak in de zaak. Zelf was HJD gesteld op mensen
die net iets meer dan een ander deden. Overigens kon hij ook behoor
lijk driftig uit de hoek komen, althans dat ervoer zijn kleinzoon
Herman, die een keer tijdens een vergadering flink uit zijn slof schoot
en toen te horen kreeg dat hij daarin precies zijn grootvader was.
Oorlogsjaren
In de hal van het Zeelandia-hoofdkantoor aan de Poststraat 11 is een
gebrandschilderd raam aangebracht met als inschrift: "Aangeboden
aan de directie door het personeel van Zeelandia H.J. Doeleman N.V.
Ter herinnering aan en als dank voor haar medeleven tijdens evacu
atie van Zierikzee. Februari 1944 - Juni 1945."
In 1944 werd Schouwen-Duiveland door de Duitsers geïnundeerd.
Het is een bij het grote publiek minder bekend fenomeen dan de
inundatie van Walcheren door de geallieerden een half jaar later.
Er is ook veel minder publiciteit over geweest, hetgeen de Schouwen-
Duivelanders best steekt. In 1953 zou het nog veel erger zijn en Kees
Slager schrijft in zijn boek De Ramp met recht van 'het vergeten
eiland', een uitdrukking, die met een zeker gevoel van verongelijkt-
heid door geboren en getogen Schouwen-Duivelanders wordt geci
teerd. Hoe het zij, de inwoners van het eiland en de stad moesten in
februari 1944 worden geëvacueerd. Een deel van de productie mocht
van de Duitsers in Zierikzee blijven. Een ander deel werd onderge
bracht bij de firma J.H. Timmer in Leeuwarden, een grossier, die
behalve dat hij onder andere de toenmalige Zeelandia-producten ver
kocht (beschuitgelei, Carlo, Boter-Zea en de vetvervangers Blokband,
Jello, Bianca, Bio-Bianca en Zonol), zelf kunsthoning produceerde.
Het kantoor ging aanvankelijk naar Rotterdam, net als de centrale
76