HET ZEELAND BEELD VAN GUIDO METSERS
Matses voor Koefnoen,
drieluik (1995)
Guido Metsers herinnert zich er veertig jaren later alles van. Hij schildert
terug in de tijd en krabt aan de muur van het verleden. 'Ze speelden
volleybal met doodskoppen. Die mannen? Het waren surrealisten.
De Groedegroep. Maar het is weg, alles, de jeugd is begraven. Tramlijn
Begeerte. Niemand weet waar de tram gebleven is. Laatst stoof ik met
mijn broer Hugo de dijk op. Verdomme verju, zei-ie, ze hebben ons te
pakken. Het spul is weg! De wolken hingen hoog. We hadden wel tot
Engeland kunnen kijken, maar we zijn weggegaan en hoeven niet meer
terug. Misschien was het in wezen wel ons beeld van Zeeland, dat bui
tendijks bestaan. Een herinnering. Het bunkertje, het paviljoen en wij:
ik kan dat beeld dromen. Ik heb niet veel met Zeeland, nooit gehad. Mijn
horizonnen zitten te laag. Wat dat betreft kan ik net zo goed bezig zijn in
de Kaukasus. Maar ik ben er blijven wonen/Vroeger zeiden we op ons
winderige zand: kijk naar den Overkant, daar liggen de smeerlappen in
de zon, zwart als de kolen. Ik ben zo'n Zoutelandse smeerlap geworden,
maar ik klim nooit op het duin om naar de toren van Nieuwvliet de sta
ren. Elke keer zou een reünie zijn, met de familie, het verleden, sleepnet
ten in de branding, stappen in Kezand. Eén keer in mijn leven kwam ik
teruggevaren van de Scilly Islands, op het schip van Goudriaan, de hand
aan het roer. Waarom die tocht? Je kunt toch net zo goed thuis in je bad
kuip verzuipen? Het was misschien op reis gaan om thuis te kunnen
116