ET ZEELAND BEELD VAN GUIDO METSERS
6 'Mijn vader heeft mij naar de academie geschopt. Ik denk dat-ie in zijn
kinderen graag iets zag gebeuren dat hij zelf ontbeerde. Ik was jong, heel
jong, temidden van een wilde tijd. Academie en kroeg. Panamarenko,
Fred Bervoets waren makkers. Wannes van der Velde werd er mijn zwa
ger onder het motto: met een Metsers verveel je je nooit. Hij heeft het
mogen weten... Het was een klimaat, een sfeer. In het Hessenhuis gebeur
den tientallen jaren geleden al dingen waar ze nu in de Middelburgse
Vleeshal alleen maar grensverleggend van kunnen dromen. De academie.
Niet van dat slappe: je moest er alle disciplines leren voordat je aan een
definitieve richting mocht denken. Eerst een vak, de kunst komt later.
Geen ruimte voor neuzelaars en tegensprekers. Ik heb daar veel geleden
en geleerd. Ik had het geluk dat ik lessen kon krijgen van Zadkine. Een
fenomeen. Daar zaten serieuze mannen de ganse dag blote wijven te
tekenen. Of klassieken. Ze kozen voor de Venus van Milo, dat was mak
kelijk, die was d'er armen toch al kwijt... Ik deed de Lakoöongroep: don
der, bliksem en oorlog. Ik maakte een eigen proefstuk en kreeg een prijs.
Op gezag van Ossip Zadkine. Het beeld staat in Hulst. De gevallen krijger.
Ik, de kunstenaar, mocht niet bij de onthulling zijn. Prins Bernhard kwam
het oorlogsherdenkingsmonument presenteren. Ik was negentien, had
een beetje haar en leek naar het oordeel van de Hulster bovenlaag teveel
op een sociaal zwakkere jongere. Ze kunnen mij ook beter weghouden
bij de autoriteiten. Vier jaar geleden nog kwam de Belgische ambassa
deur bij de opening van mijn tentoonstelling in Le Garage. Dat ging op
z'n Amsterdams. Kookgek Braakhekke voorop, Xaviera Hollander erbij,
vreten en zuipen, social talk, van alles téveel. Ziet die ambassadeur tot
zijn schrik mijn schilderijen: borsten, billen, kloten, lijven, ejaculaties.
Stelt-ie vast: ik schaam mij zo u een Belgische kunstenaar zijt. Stel ik vast:
ik schaam mij in dat geval, ambassadeur, een Belg te zijn. Daar worden
niet veel mensen vrolijk van.'
De gevallen krijger,
Hulst (I960)
120