DE TOEKOMST VAN HET LANDSCHAP
Door iepenziekte vallen
er grote gaten in de
beplanting.
op Walcheren. De beheerpraktijk van een aantal grotere instanties, zoals de
Vereniging Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, is intussen groten
deels gebaseerd op het uitwoekerscenario, omdat, zoals columnist Peter
Schütz in het vakblad Groen stelde, "het duidelijk moet zijn dat er geen kruid
is geivassen tegen iepenziekte"
Naast de iepenziekte moet er rekening gehouden worden met het bacte-
rievuur.
In 1966 werd voor het eerst bacterievuur in Nederland ontdekt. Vanuit
Zeeland en later de kop van Noord-Holland heeft de ziekte zich verder
over het land verspreid. Peren- en appelbomen werden als eerste getrof
fen. Daarna verspreidde de ziekte zich onder de contoneaster, de lijster
bes en vooral de meidoorn. Voor fruittelers en boomkwekers is de ziekte
een ramp. Bij aantasting moeten takken of soms volledige bomen worden
verwijderd.
Ook de es is gevoelig voor tal van beplantingsziekten. De es is een boom
soort die hierdoor in vitaliteit de laatste tien jaar ernstig is achteruitgegaan.
Naast essenbastkanker en het mysterieuze 'essensterven' ondervindt de
vitaliteit van de es veel nadelige invloed van elkaar opvolgende droge
zomers.
Populieren en wilgen verkeren in veel gevallen in hun stervensfase.
Het afstervingsproces begint bij deze soorten op een ouderdom van
dertig a veertig jaar. De bomen gaan bij het bereiken van die leeftijd niet
acuut dood, maar krijgen geleidelijk steeds meer dood hout in de kroon.
In eerste instantie leidt dit vooral bij storm tot verkeersonveilige situaties.
Op een aantal plaatsen (o.a. op Walcheren) zijn de bomen reeds vijftig
jaar oud en is er sprake van een gevaarlijke situatie. Het omvormen van
deze oudste wilgen- en populierenbeplantingen is alleen al vanuit ver
keersveiligheid op korte termijn dringend noodzakelijk.
De beplantingen van het waterschap worden enerzijds gekenmerkt door
een onevenwichtige opbouw in leeftijd en een eenzijdige soortensamen
stelling, anderzijds is er sprake van een sterk ziektegevoelige beplanting.
139