DE TOEKOMST VAN HET LANDSCHAP
Beide aspecten hebben een duidelijke relatie. Door de aanwezigheid van
een onevenwichtig groot aandeel iepen in de beplantingen is het pro
bleem van de iepenziekte zeer ernstig. In het bijzonder is van belang dat
de ziekte als niet beteugelbaar wordt beschouwd.
Het groenstructuurplan heeft rekening gehouden met bovenstaande con
stateringen ten aanzien van de ziektegevoeligheid en met de wens om de
landschappelijke eigenheid van de verschillende gebieden tot hun recht
te laten komen, zo mogelijk met restauratie van 20ste eeuws cultureel
erfgoed. Thans komt aan de orde tot welke uitwerking dat per gebied
heeft geleid.
Links:
De vitaliteit van deze
essen langs de Gapingse-
weg op Walcheren laat
sterk te wensen over.
Rechts:
Oudere wilgenbomen op
Tholen.
Beplantingsplan Walcheren
De herkenbaarheid van de beplantingsvormen op Walcheren is in de
loop van de tijd duidelijk afgenomen. De beplantingen zijn naar alle
waarschijnlijkheid ook anders uitgegroeid dan men had bedoeld. Dit
geldt met name voor de haagbeplantingen, die ook wel struikhagen wor
den genoemd. De vele boomvormende soorten in deze struikhagen gaan
ten koste van het kenmerkende beeld van een haag. Met name de onstui
mige groei van de veldiep is hier debet aan. Struikhagen worden als een
wezenlijk onderdeel van de Walcherse landschapsstructuur gezien.
Struikhagen hebben op dit moment en in de toekomst als beplantingsty
pe een cultuurhistorische waarde. Het plan beveelt aan om op grote
schaal bestaande beplantingen om te vormen tot struikvormige beplan
tingen. Een bijkomend voordeel is dat tevens een groot deel van de ziek-
tegevoelige veldiep kan worden verwijderd. Vanwege de ernst van de
140