D E WESTERSCHELDE natuurlijk om de piekhoogten van de vloed bij westerstorm en springtij. Het verdiepen van de Westerschelde is als het ware de volstrekte tegen pool van de aanleg van de Oosterscheldekering. Daar werd juist een drempel aangelegd, waardoor het getij aanzienlijk is gedempt. Beide zeer kostbare ingrepen vormen een aanslag op de natuurlijkheid en dynamiek van onze delta. Beide ingrepen hebben ook hun eigen logica, waarbij het achteraf een interessante vraag is of er geen betere alternatieven waren. De verdieping van de Westerschelde is het meest omstreden. Het gaat niet alleen om verdieping van de vaargeul, maar ook om massale steen- stort onder water om de loop van de vaargeul vast te leggen. Een kanali satie dus. Alle dynamiek en veranderlijkheid, zo kenmerkend voor een estuarium, worden hier aan banden gelegd. De aanstichter van dit kwaad in de Westerschelde is, zoals bekend, de haven van Antwerpen. Deze inlandige haven vecht voor haar bereikbaar heid met steeds grotere schepen. Vrijwel overal ter wereld hebben soort gelijke havens zich verplaatst naar zee: Rotterdam naar Europoort en Maasvlakte, Bremen naar Bremerhaven, Londen naar Tilbury. Antwerpen zal zich vroeg of laat moeten verplaatsen naar Zeebrugge en voor een deel ook naar Vlissingen. Ook de veiligheid van de scheepvaart is in het geding. Het Nauw van Bath is 225 meter breed. Een zeeschip van 300 meter lengte, dat daar aan de grond raakt en dwars in de geul komt te liggen, kan bij eb breken en de haven van Antwerpen wel voor een volle maand onbereikbaar maken (gegevens bergingsbedrijf). Hessenatie, één van de grote havenbedrijven van Antwerpen, gaat een deel van zijn activiteiten naar Vlissingen verplaatsen, een veelzeggende stap. Verdieping en kanalisatie schaden het typische karakter van het estuari um. De unieke waarde is onder meer gelegen in de veranderlijkheid, aan slibbing en uitschuring, schorvorming en afkalving, waardoor een grote diversiteit van plantaardig en dierlijk leven in stand wordt gehouden. Daarbij komt liet samenspel van de afvoer van zoet rivierwater met de getijden van het zoute zeewater. Het verloop van het zoutgehalte van het water, van het Zwin tot de stad Gent, laat alle overgangen zien, van 16 gram zout per liter tot praktisch nul, van zout via brak naar zoet. Alle bijbehorende leefgemeenschappen kunnen we in de Schelde aantreffen. Het is aannemelijk, dat het leven op aarde ontstaan is, niet in het zoute zeewater en evenmin in de zoete rivieren, maar juist op de ontmoetings plaats van die beide systemen, in de estuaria, bij een brakwatergehalte van negen gram zout per liter - precies het zoutgehalte van bloed en lichaamsvloeistoffen van mens en dier. Een nog redelijk gaaf estuarium als de Westerschelde verdient ons respect en onze volle bescherming. Baggeren en kanaliseren zijn minstens zo erg als gas boren onder de Waddenzee. Bescherming van de Schelde betekent ook dat de waterver vuiling moet stoppen. Nog steeds loost Brussel, hoofdstad van Europa, al zijn rioolwater ongezuiverd op de Zenne, zijrivier van de Schelde. En toch lijkt het langzaam iets beter te gaan met de kwaliteit van het water. Een paar amateurwetenschappers doen al vijftien jaar - onder 162

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 164