SLUIS -AAN -ZEE Ontstaan van het Zwin en enkele Zwinsteden Waar eens 't gekrijs der meeuwen Verstierf aan het eenzaam strand Daar schiepen zich de Zeeuwen Uit schor en slik hun land. Grenspaal 369 heeft het maar moeilijk gehad op zijn oorspronkelijke plaats, getuige de tekst op het bordje: Grenspaal 369. Jarenlang vocht ik tegen menselijk en natuurlijk geweld, en werd ik diver se malen geveld. Sinds 1869 heb ik op het strand vertoefd, maar op deze plek heb ik eindelijk rust geproefd. Dan volgen de herplaatsingsjaartallen: 1950, 1952, 1954, 1969, 1990. Steeds waren storm en watergeweld de oor zaak van die nodige her plaatsingen. Aldus het eerste deel van het eerste couplet van het Zeeuwsvlaams volkslied dat op dichterlijke wijze de schepping van het Zwin verwoordt. En zo is het ook gebeurd. De vloedstroom voert zand en slib met zich mee en zet dat af op de bodem op het moment dat de vloedstroom over gaat in de ebstroom, tijdens een moment van rust in het water. Door een perpetuum mobile van de getijden met soms hevige overstromingen is rond 400 na Chr. het Zwin ontstaan. Een uitgestrekte kreek die zelfs tot Damme reikte. De bodem van dit gebied is opgebouwd uit afwisselende klei- en veenlagen. De kleilaag wijst op overstromingen door de zee, de veenlaag wijst op begroeiing daarna, een zogenaamde landfase met een min of meer zoetwatermilieu. De perioden van soms hevige overstromingen van het land zijn ontstaan uit periodieke zeespiegelrijzingen als gevolg van temperatuurschomme lingen op wereldniveau, die ook langs de Noordzeekust plaatsvonden. En kwam de stormwind woeden Hen dreigend met verderf Dan keerden zij de vloeden Van het pas verworven erf. I Dit tweede couplet geeft zelfs een heel bijzonder piroces van landvorming aan als gevolg van storm vloeden en menselijk ingrijpen. Want bij hoogtij kon het opstuwende water het land soms ver binnendrin gen via bestaande riviermondingen, maar ook via bressen die door het water met geweld in de dijken waren geslagen. Zo kon lange tijd de gewone vloed ver landinwaarts reiken en geulen en kreken uitschu- ren en nog sterker bij springtij en storm. Waar de kreek het verst landinwaarts kwam, begon eigenlijk een omgekeerd proces. Waar het water tot stilstand kwam bezonk het slib en verlandde de kreek. Daar ontstonden de kleiplaten en slibden de hoofdaders dicht met klei en zand. Op de hogere delen ontstonden als eerste de schorvegetaties. Zelfs de opengeslagen bres slibde langzaam dicht en aan de zeezijde vormde zich door het aangeblazen zand een nieuwe duinenrij. Op het land vond vervolgens een periode van verzoeting van het milieu plaats onder invloed van regenwater. 180

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 182