JOHAN WILLEM WEUG duikwerk en van alle financiële rompslomp dat dit met zich meebracht. Voor de veiligheid was het verzet in aparte 'cellen' ingedeeld: de ver spreiding van illegale bladen, de bulletins met de nieuwsberichten, het koerierswerk en de OD (ordedienst). Ondanks het verzoek van Van Nahuys hebben Weug en Luitwieler zich nooit bij de knokploeg van Poppe willen aansluiten. Maar iedereen kende iedereen, want in al die verschillende facetten waren padvinders ingedeeld, tot en met Bram Stroo in zijn invalidenwagentje (hij had polio gehad), die wel handgrana ten onder zijn dekzeiltje vervoerde. Er dreigde dus een groot gevaar dat bij verraad het hele netwerk zou worden opgerold. asifca iüÉpB - a iijsskJoia laswr" Jan Weug in 1941 als onderduiker in Krabbendijke. Krabbendijke In Krabbendijke werd Weug een gewone onderduiker. Als stadse jongen viel hij er vooral bij de meisjes op. Daar werd over gepraat en dat kwam ook bij verkeerde oren terecht. Zo werd er van tijd tot tijd jacht op hem gemaakt. Hij kreeg dan een tip van de plaatselijke goede marechaussee Guequierre. Dan kroop hij weg in een uiensilo op het land of tussen de geiten in de geitenstal van Schrijver om de speurhonden op een dwaal spoor te brengen. Ook hier was hij aangesloten bij het verzet en keerde af en toe terug naar Vlissingen met gegevens. Van verschillende batterijen was het geschut naar het oostfront gestuurd en vervangen door houten namaakkanonnen. Die werden door Weug verkend. Een van de fantasti sche verhalen uit die tijd was dat de geallieerde vliegtuigen daar houten bommen op gooiden met daarop een pluimpje. Dit pluimpje was bedoeld voor het verzet dat dit alles zo mooi had door gegeven. Eenmaal zat hij in een treincoupé met zwarthemden (leden van de WA, de weerafdeling van de NSB), die terugkwamen van een landdag in Lunteren. Ze beschouwden Weug als een sympathisant en loodsten hem zo door de controle van de Grüne Polizei op de Sloedam. Weug heeft één keer een geallieerde vlieger kunnen helpen, die in Krabbendijke was neergekomen. Die werd later met een platbodem tot voor de Brabantse Wal gebracht dat intussen bevrijd gebied was. Na de oorlog kreeg hij nog een teken dat de ontsnapping geslaagd was. Bevrijding Krabbendijke werd op 28 oktober 1944 door de Canadezen bevrijd en Weug meldde zich onmiddellijk als tolk bij de verbindingsofficier Eland, die door de Irene Brigade aan de Canadezen was uitgeleend. Op de Grote Markt in Goes zag hij met afschuw hoe de moffenmeiden werden kaal geschoren. Hij heeft geprobeerd dat te stoppen. Het werd toen inderdaad op last van de Canadezen verboden. De Sloedam bleek voor de Canadezen een dam te ver te zijn en ze wer den uit de strijd genomen. Weug heeft kans gezien te wijzen op een alter natieve route over de schorren van het Zuidsloe van het haventje van 198

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 200