DE LAATSTE WEERVISSERS "Het was een hard leven", probeer ik "Ach," relativeert hij, "soms kon het wel hard zijn. Als je vroeger in het voor jaar de visserij weer ging opzetten. Dat gebeurde toen nog helemaal met de hand. Dan moest je de houten staanders, waar de pokken van het vorige jaar nog aan zaten, in de grond zien te krijgen. Daar was je wekenlang mee doende. En dan kon het soms ook nog zo verrekte koud zijn." Maar het echte harde leven heeft hij toch maar een korte tijd meege maakt, vindt hij. Want hij begon immers pas na de oorlog. Kijk, in de tijd van zijn vader en van zijn grootvader, dat was wat anders... Aan de wand achter hem hangt een oud schilderij in een vergulde lijst; duidelijk een weervisserij. "Dat heeft een broer van opa gemaakt"zegt hij. "Het heeft vroeger altijd bij ons thuis gehangen. Er hingen er meer van hem bij ons. Want Willem was gespecialiseerd in het schilderen van schepen." En hij vertelt over de jongste broer van zijn opa, die zó goed kon tekenen dat zijn vier broers besloten dat Willem naar de kunstacademie in Antwerpen mocht. Dat was omstreeks 1900: "Zij betaalden het lesgeld voor die academie, maar toen hij was afgestudeerd en ging schilderen bleef Willem wel onderdeel van het familiebedrijf. Dus als-ie een schilde rij verkocht dan ging de opbrengst in dezelfde pot waar de andere broers de verdiensten van de visserij in deden. En hij kreeg net als iedereen z'n loon uit die pot." "Staat daar misschien De Goudmijn op?", vraag ik. "Nee, want het schip dat daar ligt, zou bij De Goudmijn nooit zó kunnen liggen", zegt hij na een vluchtige kennersblik achterom. Ik laat hem de KLM-luchtfoto zien en daar herkent hij meteen de visserij op die ik noemde: "Daar, die langste op de achtergrond, dat is De Goudmijn. Daar hebben mijn broer en ik jaren op gevist." Geschiedenis Dat de weervisserij al sinds eeuwen in de kom van de Oosterschelde wordt bedreven, is zeker. Maar in geen enkel geschrift is de oorsprong ervan te vinden. Cor vertelt het verhaal dat onder de vissers de ronde doet: "De weervisserij zou hier heen zijn gebracht door mannen die met de VOC op Indië hadden gevaren. Die zouden dat soort visserij daar hebben gezien en die zijn dat toen hier ook gaan proberen." Het verhaal klinkt niet onaannemelijk. Langs de kusten van Sumatra wordt inderdaad een variatie van de weervisserij beoefend. En vast staat dat deze vorm van visserij hier pas kon opkomen nadat het land van Reimerswaal verdronken was. Tussen de St. Felixvloed van 1530 en de Allerheiligenvloed van 1570 heeft zich dat drama voltrokken. Vóór die tijd was de Oosterschelde een betrekkelijk smal en diep water. Pas na de ondergang van Reimerswaal ontstond er een groot getijdengebied vol slikken en zandbanken. Een voedselrijk en dus ideaal visgebied, dat uit stekend geschikt was voor het uitoefenen van de weervisserij. Er zijn oude geschriften, waaruit blijkt dat de Thoolse vissers en die van Bergen op Zoom al vanaf de 16e eeuw geruzied hebben over de vraag, 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 45