DE LA ATSTE WEERVISSERS De kaart van Hattinga, waarop de Zeeuwse en Brabantse visserijgronden staan ingetekend. (Foto Zeeuws Archief) ze zich niet bewust zijn iets verkeerd te hebben gedaan omdat zij de orders 'van hunne wettige overheid naquamen'. Daarna volgt een jarenlange touwtrekkerij, die in 1781 eindigt met een compromis: de visserijgronden worden verdeeld in een Brabants en een Zeeuws deel. De Bergenaren mogen alleen ter hoogte van het tegenwoor dige Kreekrak en op de Molenplaat hun weren zetten, de Tholenaren krij gen de rest toegewezen. In 1784 wordt op een kaart van het gebied dooi de landmeter J. Hattinga de scheidingsregeling nauwkeurig ingetekend. Pas als Nederland in de 19e eeuw een koninkrijk is geworden en de provincies hun autonomie verliezen, komt er een einde aan de opdeling van het gebied en worden alle vissers als gelijke inwoners van het land behandeld. In 1825 komt er een regeling, waarbij het voortaan voor Bergse vissers mogelijk is om bij het bestuur der Visscherijen op de Zeeuwsche Stroomen de grond te pachten waarop een eigen weervisserij kan worden geplaatst. Zo'n perceel wordt voor 10 jaar gepacht tegen een laag bedrag. Overigens verandert dat weer in 1867, als de minister van Financiën vrije concurrentie invoert en de percelen bij opbod verpacht worden. Steeds 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 48