HOUTE N VI SSE RSSCHEPEN VAN DE DELTA Armoe in de Zeeuwse visserij is van alle tijden. Het was dikwijls een ramp om de winter door te komen. Geen visserij betekende immers: geen besomming. De bakker en de kruidenier leverden vaak op de pof en dan maar hopen dat er in het voorjaar weer wat verdiend werd. De kerk hielp alleen de vissers die goed christelijk waren. De schaamte om je hand te moeten ophouden is vaak de rode draad door al die verhalen van toen. Maar ook voor de ondernemers waren er soms tegenslagen. In 1882 zakte de oestermarkt in elkaar door teveel aanbod en in de strenge winter van 1890/1891 vroren alle oesters dood in 1871 de spoorlijn naar Vlissingen werd aan gelegd kwam er een dam door het Sloe. De vissers- lui van Arnemuiden gingen met hun schepen naar Vlissingen, of, zoals op deze foto te zien is, naar Veere. Visserij op haar hoogtepunt Omsteeks het jaar 1900 was de visserij met houten schepen op haar hoog tepunt. Er moeten in die tijd ongeveer duizend vissersschepen in de Delta hebben gevaren. Er werd gevist vanuit havens als Ouddorp, Brouwershaven, Bruinisse, Burghsluis, Zierikzee, Colijnsplaat, Stavenisse, Sint Annaland, Tholen, Veere, Arnemuiden, Yerseke, Bergen op Zoom, Vlissingen, Breskens, Philippine, Bouchoute, Kruispolderkaai, De Paal. Het ging niet alleen om de oester- en mosselcultuur, maar ook om de vis serij op garnalen, ansjovis, paling, schardijn, tong, schar, enz. In grote havens als Yerseke en Bruinisse lagen wel 200 schepen, maar ook de kleinere telden mee. In die tijd is ook De Paal een bloeiende haven, 83 mosselschippers hebben er hun thuishaven, er wonen 800 mensen en er zijn 11 kroegen. Melis van Duivendijk (*1939) over de haven van Tholen: "Begin deze eeuw, man, toen had je het hier moeten zien. D'r lagen wel 90 vissersschepen, meest hoog aarzen, in de haven. Je had botvisserij, oesters en mossels. Hier lagen maar twee garnalenvis- sers, maar in Brouwershaven had je alleen maar garnalenvissers." Bij de aanleg van de spoorlijn naar Vlissin gen in 1871 was het Sloe afgedamd en was de haven van Arnemuiden moeilijk bereikbaar geworden. De Arnemuidense vissersvloot verhuisde naar Vlissingen en deels naar Veere, maar de Erremuujenaers bleven vaak op hun dorp wonen, 's Zondagnachts meteen na twaalven - de zondagsrust was heilig - hoorde je de klompen door het dorp klos sen en ging men op weg naar Vlissingen. Het verhaal wil dat de vissers vaak bang waren in het donker en dat ze dan maar liederen (psalmen?) gingen zingen. 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 69