Motoren
HOUTEN VISSERSSCHEPEN VAN DE DELTA
Drie schepen zeilden tegelijk de haven in om te finishen. De havenmond
was toen al net zo smal als tegenwoordig. Geluid van krakend hout en
scheurende zeilen. Toen meneer Frits Philips meedeelde dat hij de brok
ken betaalde, bleek plotseling iedereen schade gevaren te hebben.
De winnaar werd Abraham Meerman met de ARM 49, die de baan afleg
de in 1 uur, 37 minuten en 50 seconden. De nummer twee, Joost Siere-
veld, heette geen Meerman, maar de nummers drie en vier weer wel.
Schipper Willem van Belzen, die als laatste binnenkwam, ontving uit
handen van de vrouw van de burgemeester de poedelprijs: een houten
pollepel.
Vanaf 1920 werden er motoren ingebouwd in de schepen. Door het extra
gewicht kwamen ze dieper te liggen. De schepen kregen hogere boorden;
ze werden opgeboeid. Het achterkot werd opgeofferd aan de motor, het
vooronder werd leefruimte en kreeg stahoogte. Het voordek kwam hoger
te liggen. Eerst werden de Industrie- en Kromhoutmotoren met gloeikop
nog als hulpmotor gebruikt, maar allengs verdwenen de zeilen. In de
jaren dertig kwamen de eerst ijzeren viskotters, het einde van een tijd
perk kwam in zicht. In de Tweede Wereldoorlog maakte de Zeeuwse vis
serij een slechte periode door. Dieselolie was er steeds minder, de handel
kwam stil te liggen, de Duitsers vorderden de schepen of brachten ze tot
zinken door er domweg een handgranaat in te gooien. Na de oorlog vis
ten veel schippers nog wel met hun houten schepen, maar in de jaren
zestig, zeventig van de vorige eeuw verdwenen de meeste houten sche
pen in de kachel, werden verkocht 'voor de watersport' en daarbij soms
verbouwd tot drijvende caravan, of ze liggen in een hoekje weg te kwijnen.
Einde verhaal! Einde verhaal?
Zelfs stervende schepen
zijn nog mooi. Scheeps-
kerkhof bij Yerseke.
De Duitsers brachten
tegen het eind van de
Tweede Wereldoorlog
veel schepen tot zinken.
(Foto Bonnie Joosse)
72