ZEELAND HANS WARREN De regels 'Het hoge huis biedt doortocht aan de warme winden' en 'De blauwe zomerzee met fragielwitte vogels/dampt sidderend om een op stroom verankerd schip' uit zijn eerste bundel Pastorale (1946) zijn ken merkend voor wat hij zijn 'zeehuis' zal blijven noemen, een ankerplaats in de tijd. Hij schrijft in Isolement (1971): 'Het was een heerlijk huis. Niet erg oud, het middendeel van twee verdiepingen uit het begin van de negentiende eeuw, de aangebouwde vleugels van later datum. Vanuit zee gezien vriendelijk, witgepleisterd, van 't land uit haast imposant door de hoogte en de donker geworden tint van de oorspronkelijk gele, kleine IJssel- steentjes. Ik ben zelden in huizen geweest met een prachtiger uitzicht. Door de ramen aan de voorkant keek je uit over het hele estuarium van de Westerschelde en de Noordzee op, aan de achterzijde strekte zich de weelderige Borsselepolder uit met zijn hofsteden, velden, molens, zo ver het oog reikte.' Borssele is achtergrond geworden, 'een niemandsland, gevuld met een besef van tijd', het afscheid van een jeugd, als verwoord in de eerste strofe van het gedicht Aan de Westerschelde (Tussen Hybris en Vergaan, 1969): 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2001 | | pagina 112