KUNSTSCHILDER RUDOLF HAGENAAR "Dat het werk zich niet meer in mijn huis bevindt, is natuurlijk wel een beetje vreemd. Eerlijk gezegd geeft het ongeveer het gevoel van een vader die z'n zoon en z'n dochters de wijde wereld instuurt met z'n zegen. Een leeg gevoel, ongetwijfeld. Maar een voldaan gevoel als het werk een nieuwe bezitter zou behagen. Geprest door de omstandigheden was dit de enige weg. Kijk, als je er niet meer bent en er niet meer voor kunt zorgen, dan zou er van alles mee kunnen gebeuren. Zo is een collec tie van een ex-collega na z'n overlijden gewoon in een container belandt. Dat gun je je werk natuurlijk niet. Het werk is gered... Tegen de stroom in Een schrijver wil gelezen worden. Een toneelspeler heeft publiek nodig, een kun stenaar toeschouwers. Hagenaar kan zonder. Hij stelt zijn werk nooit tentoon, verkoopt alleen bij hoge uitzondering. Als mensen onder de indruk zijn van een schilderij en het willen kopen, dan kunnen ze het van hem cadeau krijgen. Het overkomt onder andere Hans Warren en Gerrit Komrij. "Echt verklaren kan ik dat niet. Ik heb eens een keer gezegd: ik wil wel vóórtleven door het schilderen maar er niet van leven. Ik koos dus voor een vaste leraarbaan. Als je ervan moet leven dan is dat in de eerste plaats in het huidige bestel geen vetpot. Bovendien is het zo dat je je ver schrikkelijk afhankelijk maakt van degenen die dan aan je voorschrijven wat je moet schilderen en hóe je moet schilderen. Ik ben door blijven werken zonder te denken aan wat 'men' zou vinden. Want het leek me belangrijker, eerlijk gezegd, om een schildering te maken die mij beviel. Als er medestanders zijn die zeggen: hé, dit is iets wat ik óók mooi vind, dan ben ik gerustgesteld. Vooral wanneer ze het zo mooi vinden dat ze het zelf willen bezitten." "Ik wilde vrij zijn. Vrijheid stel ik hogelijk op prijs. Het is één van mijn eerste levensbehoeften. Ik wilde schilderen wat ik wilde. Dat tegen de stroom invaren dat was mijn opgave. Gewoon zelf gesteld. Ik heb m'n studie in Amsterdam gevolgd en in die tijd was het zo dat Braque en Picasso de toon aangaven. Het viel niet mee om daar tussen op te groeien en jezelf te worden. Zodra je met een figuratief ding kwam was het een 'plaatje'. Ik heb mezelf nooit thuis gevoeld in die wereld van Kokoschka, van Bacon. Ik apprecieer hun werk en ik vind het heel mooi, maar het is mijn tehuis niet. Dat expressionisme ligt me niet. Het non-figuratieve schilde ren bevalt mij ook niet. Niet dat ik het niet kan waarderen wanneer het echt door een groot kunstenaar gebeurt -ik vind een Mondriaan vaak razend interessant- maar het is gewoon mijn wereld niet. Het was niks voor mij. Ik koos voor de figuratie en ik koos bovendien voor de plastici teit, de traditie. En voor het vakmanschap, maar dat bedoel ik eigenlijk ook al wanneer ik traditie zeg. De traditie achtte het vanzelfsprekend dat je een zekere mate van vakmanschap had. Liefst een grote..." 132

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2001 | | pagina 134