DE ZEEUWSE VERDRONKEN DORPEN - Dorpen die bedreigd werden door de zee (kustafslag) en daarom landinwaarts werden verplaatst. - Gedeeltelijk verdronken en daardoor verlaten dorpen. Ter aanvulling is, indien bekend, het jaar waarin het dorp verdronk, buitengedijkt of verlaten werd, achter de naam vermeld. Op de kaart is tevens aangegeven of een dorp verdween door een stormramp, door militaire inundaties of door beide oorzaken. Sommige dorpen zijn meerdere malen 'verdronken' en elders weer opgebouwd; vaak staat er dan het voorvoegsel 'Oud' voor. Van veel dorpen is de exacte ligging niet bekend omdat deze archeologisch (nog) niet is aan getoond; op de kaart duidt een vraagteken een dorp aan waarvan de vermoedelijke ligging slechts onder groot voorbehoud kan worden aangegeven. Uiteraard blijven er nog een aantal twijfelgevallen over. Soms is er in de bronnen sprake van een 'stad' met marktrechten, maar wordt niet over een kerk gesproken. In de veronderstelling dat zo'n 'stad' (dorp?) toch wel een kerk gehad zal hebben is de plaats dan toch opgenomen. Tenslotte is de enige verdronken Zeeuwse stad, Reimerswaal, ook aan deze lijst toegevoegd. De lijst zal door meer uitputtend bronnen-, literatuur- en archeologisch onderzoek in de toe komst zonder twijfel wijzigingen en/of aanvullingen ondergaan. Ook verschillende 'catego rieën' van verdronken middeleeuwse dorpen kunnen door nader onderzoek beter worden bepaald. Leida Goldschmitz-Wielinga Nederzettingen in de prehistorie Wel beschouwd is, geologisch en archeologisch gezien, de bodem van Zeeland opgebouwd uit een groot aantal bedekte landschappen. Het merendeel van deze landschappen is gevormd door processen van ver drinking en daaropvolgende afzettingen van sedimenten. De verdrinking vond enerzijds plaats door stagnatie van de waterafvoer, anderzijds door periodiek toenemende activiteit van de zee. In de diverse perioden waar in deze landschappen of delen ervan geschikt waren voor exploitatie, heeft de mens zich er al dan niet permanent gevestigd. In de tijd van de nomadische prehistorische jagers en verzamelaars uit het Paleolithicum (Oude Steentijd, tot ca. 8000 voor Christus) en het Mesolithicum (Midden- Steentijd, in Zeeland tot ca. 4000 voor Chr.) waren deze vaak kleine neder zettingen niet meer dan seizoensgebonden tijdelijke kampen. In Zeeland kennen we een aantal van dergelijke kampementen op de Zeeuwsch- Vlaamse dekzandgronden. Vanaf het Neolithicum (Nieuwe Steentijd, in Zeeland ca. 4000-2000 voor Chr.) veranderde de mens wegens de introductie van de landbouw zijn bewoningspatroon in een langduriger, plaatsgebonden bewoning. Vanaf die tijd kwamen nederzettingen voor, die bestonden uit een aantal tegelij kertijd bewoonde gebouwen. In onze huidige optiek zijn dergelijke neder zettingen te benoemen als gehuchten. In de loop van de prehistorie, in de Brons- en vooral de Ijzertijd (respectievelijk ca. 2000-800 en 800-0 voor Christus), ontstaan er nederzettingen waarin een sociale structuur te her kennen is. De nederzettingen op hun beurt maakten deel uit van een nederzettingssysteem. 188

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2001 | | pagina 190