HET GEZELSCHAP VAN DE ZEE
Fragment van een Vriendschap: Op Hoop van Zegen
Kats, 25 juni 2001.
Mijn waarde vriend,
Wat een weekeinde hebben we achter de rug en wat jammer dat jullie
er niet bij konden zijn. Gisteravond, vannacht, zagen we hier het grootste
vuur ooit in Zeeland gezien. Het was zo een opwinding, zo een zinderen
de hitte, dat ik nu nog mijn pen over het papier voortjaag en mijn
gedachten nog steeds overrompeld worden door alle indrukken.
Midzomernachtfeest in Kats!
Het gehele weekeinde heerste er zo een levendigheid in het dorp en zo
een onbeperkte maar tegelijk beschermde vrijheid, dat ik merkte hoezeer
de Katsenaren en toevallige passanten opleefden.
Zondagmiddag, in de sportzaal, presenteerden de komedianten een voor
stelling van 'Op Hoop van Zegen' van Herman Heijermans, zo mooi,
zo indrukwekkend en aangrijpend dat het hele dorp, meer dan tweehon
derd mensen, na afloop waarachtig niet goed blijf wisten met de emoties.
Ik wist niet dat zoiets bestond, dit doen alsof, en dat dit doen alsof, grote
mannen zo kon raken dat zij haastig en zwijgend naar huis liepen om
eerst na een uur in het dorpshuis terug te keren. De hele geschiedenis
van dit dorp leek verteld, ook al werd in 'Op Hoop van Zegen' iets
volkomen anders verteld.
's Avonds, toen de duisternis was in gevallen kwamen de tweehonderd
mensen van dit dorp en de komedianten en muzikanten bijeen, met lan
taarns en lampionnen om in een optocht achter een enkele trommelaar
over de dijken naar de zee te wandelen. Daar, bij het oude, vervallen
landbouwhaventje had Jan Voeger een vuurtje bedacht. Zo had hij dat
de voorbije maanden verteld in het dorp: "Ik zorg 's avonds wel voor
wat vuur." Meer had hij niet gezegd en samen met Han Verkruyse en
Pieter van der Raadt een vuurtje geregeld. Jongen, ik wist niet wat ik zag.
Vanuit de zee, op de palen van een strekdam, kroop het vuur, door Pieter
ontstoken, naar een brandstapel, een berg van sloop en snoeihout, zo
groot, en zo betoverend dat ik de hitte nu voelen kan en het beeld mijn
leven lang niet meer zal vergeten. Op de terugweg sprak Jan Voeger me
aan en zei: "Dit is noe Kats. Alleen zijn we niks, maar samen..."
Op dat moment, na al die jaren, begreep ik voor het eerst waarom ik me
hier thuis voel. De woorden van Jan Voeger raakten de kern van mijn
bestaan, denk ik.
Herinner je je nog de Club, in het beddenhok achter de Vroege Stichting,
het ziekenhuis van Alblasserdam? Was dat niet onze wereld en lag daar
in niet alles besloten? Ik geloof het wel. In al die voorbije jaren heb ik na
mijn vertrek het hangslot bewaard waarmee we onze Club konden afslui
ten. Ik zal het je laten zien wanneer je straks om de hoek woont; we zul
len er wel een plekje voor vinden.
Tot heel spoedig, Je Arie.
Uit: Fragmenten van een Vriendschap, Jan Schuurman Hess, Kats 2001
109