DE MOMENTEN VAN LEIN LABRUYÈRE
Roeiclubje
Wat zal hij missen aan Zeeland? „Niets." En na even denken: „De jon
gens van de zaterdagochtendroeiclub. Ja die ga ik erg missen. Dat is zo'n
hecht clubje geworden". Zijn gedachten dwalen af en ergens ver weg
klinkt er een stem die de zijne niet lijkt te zijn: „En natuurlijk het strand
van Domburg, want er is nergens zo'n strandHet bijzondere ervan
kan hij niet precies omschrijven, maar zijn ogen zeggen genoeg.zijn
jeugd, zijn strand.
Hij maakt zonder moeite - als ware Zeeuw - de koppeling tussen strand,
zee en watersnoodramp. „Bij ons was de zee je maatje, je zwom met
vrienden, ging er heen met je familie, beleefde er mooie tijden en natuur
lijk, de zee levert geld op. Maar op Schouwen is de zee ook verdriet.
Dat heb ik goed kunnen zien toen ik burgemeester werd van Brouwers
haven." In 1993 maakte Lein daar de herdenking van de ramp mee. „Een
eiland waar nog altijd die deken van verdriet over ligt. Daar is de ramp
het ijkpunt voor alles."
Weg uit Zeeland is ook weg van een vooroordeel, waar hij last van
heeft. Hij kan het niet goed hebben dat er makkelijk wordt gedacht dat
in Zeeland carrière maken makkelijker is dan elders in Nederland.
„Mensen denken te vaak dat je in Zeeland makkelijker de wind mee
hebt, omdat het zo klein is. Dat je makkelijker komt bovendrijven als je
goede kwaliteiten hebt, omdat de markt hier schaars zou zijn. Ik vind
dat grote onzin. Het is misschien juist zelfs moeilijker om hier je kop
boven het maaiveld uit te steken. De sociale controle is groot. Bovendien
vindt de Zeeuw: doe maar gewoon.dan doe je al gek genoeg. In Den
Haag krijg ik nu de kans om te bewijzen dat ik ook buiten Zeeland wat
kan. Wacht maar af
132