Intermezzo
DE ROOMPOT
In 1963 begon Krijn Schippers aan de Molenweg in Kamperland zijn cam
ping De Molenhoek. Zijn vader had een behoorlijk boerenbedrijf van zo'n
60 hectare. Zijn broer voelde er niet voor om daar in door te gaan, maar
Krijn wel. Een boer in hart en nieren. Maar ook een jongen die wel eens
achter de dijk wilde kijken. Een poosje in Engeland, anderhalfjaar in
Amerika. Ze zullen hem voor gek verklaard hebben dat hij als boer van
zo'n aanzienlijk bedrijf een camping begon op een stuk weiland dat nu
niet direct bij het strand lag. Dan moest je toch echt een eindje fietsen!
Anders dan bij de Anna Friso of de Banjaard. Het was in het begin ook
best moeilijk om klanten te krijgen, want Noord-Beveland was ondanks
de Zandkreekdam en Veersedam nog steeds een uithoek en er viel wei
nig te beleven. Maar het lukte. Een familiecamping heeft voor een
bepaald publiek zijn charmes. En Krijn had een goede investering gedaan
met een goed rendement van een slecht stuk weiland. Dat hij na het over
lijden van zijn echtgenote in 1970 de camping verkocht, vindt hij nu nog
steeds een beetje jammer. Hij had het graag anders gezien. Het leven
neemt echter geen keer. In 1990 wisselde de familie Bliek uit Haamstede
hun te klein geworden bedrijf voor Camping de Molenhoek. Ze kochten
het van een projectontwikkelaar, de Loosdrechtse kampeercentrale. Rinus
en Janna Bliek runnen het bedrijf, samen met hun zoons Micha en Ferdi
en schoondochter Kim.
De recreatie zat er eind jaren vijftig, begin jaren zestig dus een beetje aan
te komen op Noord-Beveland. Grootschalig zou het misschien nooit wor
den, maar wat meer ijzers in het vuur hebben dan alleen de akkerbouw
en de fruitteelt leek ook Marinus van der Maas geen slecht idee. Daar
had hij natuurlijk groot gelijk in, want de akkerbouw en de fruitteelt ken
den in die jaren - en nóg - onzekere tijden. De voedseltekorten van vlak
na de Tweede Wereldoorlog werden beantwoord met de productie van
veel en goedkoop voedsel. De prijzen konden omlaag, omdat landbouw
machines het werk van de landarbeiders steeds meer uit handen namen.
De boerenarbeiders verdwenen meer en meer uit beeld, zochten elders
emplooi. De productie per (overgebleven) man steeg spectaculair. En
toen kwam er een tijd van overproductie. Het zijn de late jaren vijftig.
In diezelfde tijd werd landbouw onderdeel van Europese regelgeving.
Op 1 januari 1958 volgde de Europese Economische Gemeenschap de
Europese Gemeenschap van Kolen en Staal op. Gevolg: vrij verkeer van
producten tussen de EEG-landen. Uitbreiding van het wegennet, moder
nisering van transport- en overslagmiddelen, transport over weg, rail en
water - alles ging mee, inclusief de ermee verbonden diensten. The gol
den sixties stonden er aan te komen. Maar niet voor de boeren. Over
schotten, concurrentie en landbouwsubsidies, die selectief terecht kwa
men, bepaalden het beeld. De al eerder ingezette mechanisatie van de
landbouw schreed steeds sneller voort. Het leidde er toe dat een mooi
boerenbedrijf van 40, 50, 60 of zelfs 70 hectare uit de jaren vijftig thans
18