LAURENS GEERSE In de handel Middelburg, een monumentenpand in de St. Janstraat. Zijn straat. Achter een winkel per trap omhoog naar zijn schatkamer. Het allerhoogste. Een boekenkast, een werktafel vol ongeregeld spul. Wanden vol doekjes en tekeningen, etsen en mooie Zeeuwse landschappen. De vrucht van het bezoek aan veilingen. Op zijn verdieping gezeten, tussen bank en tafelrand, omringd door bric a brac van allerlei soort en restant van handel, komt Geerse met een brief kaart van zijn moeder. 'Schrijven kon ze eigenlijk niet.' Zijn vader zat in de kerkeraad van de griffermeerde kerk van Serooskerke, voor de vrijma king natuurlijk. Die had schoolgegaan, zijn moeder moest het met zelf- aangeleerde vaardigheden doen. En daar schreef ze dan een briefkaartje mee. Ongeoefende handen: 'Louw khoop dat je nog veel jaaren mag bekeven en een goede dag.' En daar haalt hij uit een doos een andere briefkaart. Van zijn moeder. In de in hanepoten getrokken regels heeft de dichter met geel een zin gemarkeerd: 'We zien de zomer zachtjes komen'. Poëzie, zegt hij zacht, van mijn moeder. De herkenning hangt tussen de schilde rijen en spullen in het oude pand. Hij heeft de regel ooit in een gedicht gebruikt. 'Toen ik terug kwam ben ik in de houthandel gegaan, hardhoutbestekindeler. Bij Albers. Toen ik last van mijn rug kreeg, ben ik van de ene dag op de andere in de antiekhandel gedoken. Mijn winkeltje was klein. Maar meer had ik ook niet nodig. Zeeuws zilver, achttiende-eeuwse tegels, volkskunst. Ik had al vrij gauw vaste klanten. Hier in de Sint Janstraat en overal haalde ik spul op. Twee schat ten van dochters gekregen, kom me niet aan mijn dochters. In dat winkeltje zat ik tussen de kasten, tafels en stoelen achterin wat te schrijven. Aan een antieke tafel, 's Winters met een pet, des zomers in een lange korte broek.' 'Ik woonde in die jaren eerst in een pand in de Bellinkstraat, voor de restauratie. Weet je hoe die eruit zag? Daar had ik ook mijn handel. En daar werden feesten gehouden. Iedereen kwam je tegen op zo'n feest. Hans Verhagen kwam bij ons. Ik weet niet hoe, ik kende hem niet, maar dat ging vanzelf. En oude vrienden, een kring van artistieke lui. Op een keer was er een soort feest met muziek en optredens in het oude City Theater. Bas Hesselink, die nu in Utrecht woont en een antiquariaat heeft, organiseerde dat. Ik heb daar toen voorgelezen en ook een keer heb ik dat buiten op straat gedaan. Ik moet toen met een gedicht ook een prijs hebben gewonnen. Maar het gedicht heb ik niet meer. Ik kon goed voor lezen en ik deed het ook graag' 'Met dat proza ben ik zoals met alles zo maar begonnen. Zonder plan of doel. Ik had helemaal geen concept of idee. Ik schreef voor mijn gevoel aan mijn vriend Rob van Hese of aan mezelf. Maar nooit al te persoonlijk, geen autobiografie, een beetje bij mezelf uit de buurt. Beslist niet om het in de eerste plaats over mezelf te hebben'. 'Eigenlijk heb ik toen ik moest kuren contact gekregen met een andere wereld. Het werd draaglijk, hoe minder geloof hoe draaglijker. In Sonnevanck begon ik 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2003 | | pagina 109