LAURENS GEERSE
Liefde tot de natuur
De paarden naar de wei te leiden - alleen -
vervult met trots.
Een jongen, tien jaar oud, op Pinkster drie.
Een zachte lucht. Ook ruikt het lekker
En bijna regent het. En op de weg terug
zinkt er al schemering straks blinkt de maan.
Een aarzelend ontbloeien begint
van iets wat hij geen zin kan geven.
Maar dat - veel later pas - Liefde tot de Natuur
zal heten. -Liefde tot de Natuur!
Ja! Ja! Aan tere herinneringen
leer je schoorvoetend wennen.
De spot kan gecultiveerd worden tot satire. In zijn goede jaren was
Geerse een gewaardeerd schrijver van ingezonden brieven. Eigenlijk kon
de hoofdredacteur van de Provinciale Zeeuwse Courant elke week een brief
verwachten. Mooi, heel mooi geformuleerd. Scherp, maar een weinig om
de zaken die hem ergerden heendraaiend. Oorlogsmonumenten op
Walcheren. Goed, maar wat in de meidagen van '40 in Middelburg
gebeurde is toch anders dan de bevrijding van Walcheren. Dat soort
dingen.
Veel van die brieven laat zien dat de dichter een hart bezat dat op de
goede plaats zat. Tegen hotemetoten, autoriteiten en allen die over hem
gesteld zijn, tegen dikdoenerij, geleerde streken en burgermansfatsoen,
tegen de verloedering van de natuur.
Kom, schrijf nog eens een mooie brief, Lau. Had die krant maar gezien,
dat ze prachtige columns kregen. Gratis...
Die satirische kant zit ook in: 'Aan 't mallen'. Het gedicht is gemaakt
(in opdracht) 'inzake de Middelburgse markt, toen dit plein op de schop
mocht'. 'Ze hebben overal een pisgoot aangelegd', zegt hij nu met een vies
gezicht.
De kerken vergeten,
hun zerken versleten.
De ridders aan 't mallen,
hun klanken aan 't vallen
Een plek beschenen,
als maaiveld uit stenen.
111