DE ROEM VAN YERSEKE
"Het pannen doppen"
1962. Foto: P.J. var Boven
Het afsteken van de
jonge oesters. 1962.
Foto: P.J. van Boven
tjes eraf geschraapt. De pannen moesten daarna opnieuw gekalkt wor
den. De oesters werden op met gaas overdekte ziften teruggebracht naar
de percelen om er te groeien. Na zo'n anderhalf jaar werden ze opnieuw
boven water gebracht, gesorteerd en wederom uitgezet op zaaipercelen.
Ook daarna werden ze nog een paar maal opgevist, gesorteerd en schoon
gemaakt, tot ze geschikt waren voor de handel en opgeslagen in de bin-
nendijkse oesterputten, van waaruit ze verpakt en verzonden werden.
De werkgelegenheid, die dit alles met zich meebracht, samen met het
werk in de groeiende, maar minder arbeidsintensieve mosselteelt, kwam
precies op de tijd dat die in de landbouw drastisch afnam door de grote
landbouwcrisis. Europa werd overstroomd door goedkoop Amerikaans
graan. Vooral in de kleigebieden leidde dat tot werkloosheid onder de
boerenarbeiders. Een 'volksverhuizing' is overdreven, maar in de jaren
15