srse Doerinnf
boter naar c
jse botermai
van de Abd
a gingen zij c
ct bij de visse
trouwen van Arnemuidt
vis kopen. Als een visse
vrouw uit Arnemuiden
Middelburg met haar ji
met manden met vis gi
suren en ze riep af en t
lorrenaet, wist iedereen
iet burgerlijke Middelbi
dat ze garnalen te ko<
had: Gorrenaet, lank v
Jraed, ier komd-Erremu
zo luidde de kre
Ook de inhoudelijke beoordeling van de Zeeuwse adviesaanvrage is negatief en ook
dat was te verwachten. De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren - dat is het
orgaan dat de Taalunie zelf adviseert - heeft naar aanleiding van de Zeeuwse aanvra
ge alle bezwaren nog eens op een rijtje gezet. Sommige liggen voor de hand: o.a. de
ongelijke behandeling tussen verwante dialecten in Nederland en Vlaanderen. Eerder
had de algemeen secretaris van de Taalunie al gewezen op de consequenties van
erkenning van het Zeeuws: het zou de deur openen voor een absurde erkenning van
allerlei andere taalvarianten (Achterhoeks, Brabants. Gents, etc.) óf er zou een discri
minatoire verhouding ontstaan tussen erkende en niet erkende streektalen.
Bij de aanvrage voor erkenning van het Zeeuws als regionale taal heeft het Zeeuwse
bestuur de nadruk gelegd op de erkenning van het Nedersaksisch en het Limburgs als
precedent. Dat is begrijpelijk maar onverstandig: inzicht in de wijze waarop vanaf
1999 hierover binnen de neerlandistiek en de verschillende adviesorganen van taalbe-
leid wordt gedacht, had kunnen leren dat erkenning van in ieder geval het Limburgs
in het kielzog van het Nedersaksisch op dat moment al beschouwd werd als 'een
ongelukkige keuze'. De Nederlandse Taalunie heeft destijds deze formulering
gebruikt, toen de Belgische of Vlaamse regering de eventuele erkenning van het
I Limburgs als reactie op de erkenning van het Limburgs in Nederland aan de orde
stelde. Wie die brieven en adviezen leest, begrijpt werkelijk niet hoe 'blind' het
Zeeuws bestuur in een eigen val is gelopen. Men kan nu wel zeggen dat de Taalunie
helemaal niet bevoegd is om zich over de erkenning van streektalen uit te spreken,
maar reeds in oktober 1999 heeft het Comité van Ministers - dat zijn vier ministers
van Vlaanderen en Nederland die als bestuurlijk orgaan van de Taalunie fungeren -
afgesproken dat voortaan overleg gevoerd zal worden voordat de betrokken regerin
gen een beslissing nemen over de erkenning van een regionale taal. Bovendien werd
vastgesteld dat de behandeling van deze kwestie tot dat moment niet conform het
Taalunieverdrag had plaatsgevonden. Het is dus wel erg naïef om te stellen dat de
Taalunie niet relevant of bevoegd is.