zoen geen ogenblik rust te gunnen. Af en toe zou er dan een militaire patrouille op
het eiland gaan kijken of de Duitsers al bereid waren zich over te geven. Een wat
naïeve gedachte, want een Duits officier reageerde later heel laconiek op al dit
geweld en schreef dat de atmosfeer boven Walcheren erg ijzerhoudend was.
De opzet van Simonds werd aan verschillende militaire en civiele waterstaatkundigen
voorgelegd, onder anderen aan ir. J.W. Akkerman, die werkzaam was bij het Mini
sterie van Waterstaat in Londen. Ze twijfelden er sterk aan of die plannen wel uit
voerbaar waren. De consultatie gebeurde natuurlijk in het diepste geheim, want de
verrassing moest compleet zijn, zodat de Duitsers geen gelegenheid zouden krijgen
om tegenmaatregelen te nemen. De zware betonnen bunkers hadden een heel ingeni
euze constructie en waren tegen werkelijk alles beschermd, behalve tegen overstro
ming. Zelfs het zwaar versterkte divisiehoofdkwartier in het park Toorenvliet bij
Middelburg was niet door een ringdijk omgeven, zodat het bunkercomplex bij inun
datie ook ontruimd zou moeten worden.
Generaal Crerar bleef twijfelen. Ook omdat de R.A.F. niet zeker wist of het wel zou
lukken om de honderden tonnen klei van een eeuwenoude dijk te verkruimelen. Maar
hij was ziek en moest met ernstige bloedarmoede en darmklachten in het ziekenhuis
worden opgenomen. Simonds volgde hem op en daarmee was het lot van Walcheren
bezegeld. Hij wist op 23 september zijn plan door te drukken en kreeg daarbij krach
tige steun van de Britse admiraal Sir Bertram Ramsay, die bij voortduring had gewe
zen op het belang van Antwerpen als aanvoerhaven en die daarover in aanvaring was
gekomen met veldmaarschalk Montgomery. Hij zegde een landing in Westkapelle toe
van de 4e Special Service Brigade, bestaande uit de Royal Marine Commando's No
41, 47 en 48, die op D-Day in Normandië hun sporen al hadden verdiend. Zij werden
nu vrijgemaakt voor 'Westkapelle' en gingen in training in de duinen bij Oostende.
Het merendeel van de invasievloot voor Normandië was voor de veldtocht in Italië
vertrokken naar de Middellandse Zee, maar er lagen nog genoeg landingsboten in de
Zuidengelse havens op hun lauweren te rusten, die gereactiveerd konden worden.
Voor de bemanningen gold hetzelfde. Het zou een kleinschalige herhaling worden
van de landingen in Normandië, met dezelfde tactiek en gesteund door het slagschip
Warspite en twee monitors. Ook de luchtmacht zegde steun toe. Die wilde in ieder
geval de aanval op de dijken proberen. Alleen het verzoek om luchtlandingen achter
de Sloedam en achter het Kanaal door Zuid-Beveland werd afgewezen. De gebieden
waren te klein, ten dele geïnundeerd en bezet met Rommelasperges.
Omdat de Canadese infanterie sedert D-Day grote verliezen had geleden kreeg gene
raal Simonds de beschikking over de Schotse 52e Lowland divisie, getrainde berg
troepen die in Engeland in reserve waren gehouden voor een eventuele aanval op
Noorwegen. Nu daarvan werd afgezien en gekozen was voor een rechtstreekse aanval
op het hart van Duitsland, kwamen ze naar Zeeland. Ze waren getraind om in moei
lijke terreinomstandigheden te opereren. De helft van de divisie zou naar Temeuzen
gaan en worden overgezet naar Zuid-Beveland om zij aan zij met de Canadezen op te
rukken naar de Sloedam en Middelburg. De andere helft zou naar Breskens gaan en
overgezet worden naar Vlissingen zodra het Britse 4e Commando en de Franse mari
niers er in zouden slagen een bruggenhoofd te vormen in het hart van de vesting. Zo
niet, dan werden ze overgebracht naar Oostende en ingescheept voor Westkapelle.