2A# A y v' J Nocturne V Hij was een huis: Het huis dat hij bewoonde. 't Was zonder deur en ook een dak ontbrak. Zodat hij toegang had tot maan en sterren, Wanneer hij sliep en droomde. Hij lag soms wakker in zichzelf. En in die nachten Verschenen muren om zijn muren heen. Die hij dan. in gedachten, opmat als schachten; Hij was van pezen weer. en vlees en been. En bleef staan wachten, een meisje haast, Eén die een afspraak maakte. Tot het onpeilbaar niets, zich openend, hem schaakte. i/\ i 181

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2004 | | pagina 183