Over Walcheren heeft Van Schagen op uiteenlopende wijze bericht, in zijn poëzie, verhalen, brieven en telkenmale herijkte herinneringen. Ze vormen een veelkleurige bijdrage aan de sociale geschiedschrijving van Walcheren in de vorige eeuw. Als belangrijkste document, zelfs als de kenschets bij uitstek van de Zeeuwse mens, wordt vrij algemeen zijn verhaal Van de Geerse's aangehaald. Men moet, ook daarmee, maar wat voorzichtig zijn. Zeker is in elk geval, dat zeer weinig buiten- Walcherse Zeeuwen zich zullen herkennen in de tekening van de buigzame, wat onderdanige kleine man die een leven lang berust in de wetenschap dat zelfs de hoogste heer wat moeite heeft om een gebogen hoofd af te hakken. De Walcherenaer wordt buiten zijn tuin, juist vanwege die kenschets, nogal eens verdacht van een krabbengang: het doel wordt altijd overlengs en nooit rechtuut benaderd. Ik dóen ik zomaer 'n bitje - in deze woorden staat de oer-Geerse volledig gete kend. In zijn zwakheid, dat is die van de lijfeigene, die alleen maar letten kon op het naakte standhouden zelf en die dan ook stand hield, omdat het bloed wel kroop, waar het niet kon gaan; het leerde hem zwak en taai tegelijk zijn, maar het ging met verlies van zijn rechtstandigheid, zijn scherpte, zijtt kantigheid, zijn duidelijke articulatie. Zijn weerbaarheid is de passieve weerbaarheid van den underdog, zijn wijsheid: de vlucht en het vage ontwijken, zijn verdediging: de mimicry en het doodliggen, zijn sterkte: het toegeven en dan altijd weer terugkomen daarna, zijn kinderrijkdom ook en zijn befaamde zuinigheid (bij iets minder grote nooddruft zouden knieperigheid en schrielheid juister woorden zijn geweest), zijn bescherming: zijn kleurloosheid, zijn nulliteit desnoods. Zijn gebrek aan scherpte is het, waardoor we altijd weer tegen de lamp lopen, als er maar ergens een lamp te bekennen is. Smokkelen, politiek, zwart handelen, spieken, speculeren, vals spelen, we behoeven het niet te proberen, want bij de eerste evoluties is het direct al uit. Zonder licht rijden, onderduiken, bridgen, eendeieren zoeken, op verboden terrein lopen, het is voor een Geerse allemaal niet weggelegd. Slechts met een volkomen openhartigheid, een eerlijkheid zó volledig, dat niemand je meer gelooft, wil ons nog wel eens een schaakzet gelukken, maar dan krijgen we steevast het verwijt van brutaliteit, of van de geraffineerdste arglist.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2004 | | pagina 77