Zeeuwse taalpolitiek Hendrika Catharina Maria Ghijsen, de samenstelster van het Woordenboek der Zeeuwse dialecten. De discussie over erkenning van de Zeeuwse streektalen in de provincie Zeeland is verbonden met het Europese handvest voor de regionale talen. Toch zou waarschijnlijk de wens tot erkenning geen rol zijn gaan spelen in de regionale politiek als de Commis saris der Koningin niet in een vroeg stadium aandacht zou hebben gevraagd voor het Zeeuws en daarmee de voorstanders van de dialectrenaissance een hart onder de riem had gestoken. Ook in de discussie die daarop gevolgd is. heeft deze verschillende keren een pleidooi gehouden voor een actieve taalpolitiek ten gunste van het dialect en heeft hij zich met verve voorstander getoond van erken ning van het Zeeuws als een provinciale streektaal, zonder de terminologie scherp te omschrijven. i enkele redevoeringen bij publieke optredens heeft de commissaris van de koningin een pleidooi gehouden voor het behoud van het dialect. Naar zijn mening dachten dialectsprekers te vaak dat hun taal minderwaardig was - hij zal bedoeld hebben min derwaardig aan de standaardtaal die hij sprak. Hij wilde erop wijzen dat een streektaal gezien moet worden als een voorbeeld van immaterieel erfgoed. Dat dreigde te ver dwijnen en dal zou jammer zijn. Materieel erfgoed wordt ook beschermd en voor de ondergang behoed, derhalve dient dat ook te gebeuren met immaterieel erfgoed zoals streektalen en allerlei uitingen van folklore. Zijn redenering was daarbij als volgt: als geleidelijk niemand die streektalen meer serieus neemt en ze vrijwel niet meer gesproken worden, verdwijnen ze als omgangs taal uit het openbare leven. Op termijn is dat het einde van de streektalen. Immers via de tussenfase van café- en thuistaal krijgen de dialecten een lage status. De eigen streektaal verliest op die manier in het publieke domein prestige. Die ontwikkeling wilde de Zeeuwse commissaris doorbreken door zich vierkant achter de dialectrenais sancisten en allerlei regionale initiatieven te plaatsen. Erkenning van het Zeeuws in het kader van het Europese handvest zou uiteindelijk die belangrijke culturele status bevestigen, al liet de Commissaris weten dat het gebruiken van de taal. het spreken in het openbare leven, meer betekenis zou hebben dan een min of meer symbolische erkenning. Het gebruik van het dialect zag hij voor het behoud en de status van de streektaal als absoluut noodzakelijk. Vanzelfsprekend werd dit standpunt toegejuicht en de provinciale politici hebben vervolgens het streven naar erkenning op hun agenda geplaatst. Ook ettelijke dialec tologen hebben zich achter deze benadering geschaard. Echter niet iedereen was zo enthousiast en wie zijn oor te luisteren legde, hoorde dat velen de actie overdreven en overbodig vonden. Ook in het openbaar werden de degens gekruist. Naar mijn oor deel zal te zijner tijd blijken dat de hele actie tot behoud van het Zeeuws dwaas is geweest, en in zekere zin het gebruik van de streektalen schade heeft toegebracht: het spreken van dialect is nu immers gepolitiseerd en dan ook nog vanuit Middelburg door relatieve buitenstaanders. Die moeten niet beseft hebben hoe zo'n actie in een dorpscafé in West-Zeeuws-Vlaanderen bijvoorbeeld overkomt. Wa dinkn ze vrè, daor anden overkant?

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2004 | | pagina 93