S.D.I ♦H f«i rentme er pauze sterk kunnen bekorten en direct weer aan het werk gaan. Zo ook de middagpauze van half twaalf tot een uur. In plaats van die anderhalf uur kan Piet zijn boterhammen best in een half uur opeten. Van half vier tot vier uur is het weer koffiedrinken. Piets vader vindt het goed dat, als Piet ook die koffiepauze overslaat, hij om vier uur vrij neemt om te trainen. "Wilde je het nationale niveau halen, dan moest je flink trainen. Ik trainde veel met Jo de Roo. Jaap Huiszoon en Theo van Wijchen. We reden dan over het fietspad langs de oude rijksweg naar Vlissingen. het laatste stuk langs het Kanaal, over het Jaagpad. Dan draaiden we en reden terug naar Bergen op Zoom. Dan hadden we er zo'n 130, 140 kilometer op zitten. Dat deden we meestal op dinsdag en donderdag en 's woensdags ging ik alleen vijftig of zestig kilometer rijden. Zo'n soort training van ons toen, daar zou je nu nergens meer mee komen. Buiten het trainen werkte ik op het land. Dat was toen nog echt werken. Met zo'n bekken voor mijn buik kunstmest strooien over het geploegde land bijvoorbeeld.' Zijn amateurtijd is heel succesvol. In de kranten wordt hij gerekend tot de Nederlandse top en staat hij te boek als veelbelovend. 'Mijn ouders waren niet zo van gecharmeerd van het wielrennen. Terecht, want het bracht natuurlijk niet zoveel sociale zekerheid. Maar naarmate het succes toenam raakten ze enthousiaster. Ik had veel ambities. Om er je beroep van te maken moetje niet alleen verschrikkelijk veel doen, je moet er ook veel voor laten. Ik heb er voor mijn doen alles voor gedaan. De absolute top heb ik echter nooit bereikt. Bij de beroepsrenners was ik vrij goed, maar mijn motortje was net ietsje te klein. De echte top. ik heb er zo nu en dan aan geroken. Ik had eigenlijk voor mezelf gehoopt dat ik een topberoeps- renner kon worden. Zo zit dat leven aewoon in elkaar.' 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2005 | | pagina 119