Van beroepsrenner tot zakenman Keetie van Oosten-Hage DROOM ZEEUWS TOUR COMITÉ In 1960 wordt Piet Rentmeester beroepsrenner. Het zijn de sponsoren die hun naam binden aan de verschillende wielerploegen. Piet start bij de Nederlandse ploeg Locomotief-Vredestein. Daarna volgen er Franse en Spaanse ploegen en hij eindigt zijn carrière bij een Nederlandse ploeg. In deze verschillende ploegen rijdt hij samen met mannen als Tommy Simpson, André Darrigade. Jo de Roo en Gerben Karsten. Hij rijdt wedstrijden met grootheden als Rik van Looy en Jacques Anquetil. Van het fietsen is Piet nooit rijk geworden. Na zijn sportcarrière zet hij in 1967 een zaak op in racebroekjes en shirts voor wielrenners. Dankzij zijn naamsbekendheid weet hij bij alle sportzaken in Nederland een goede afzet markt te creëren. Hij breidt zijn activiteiten uit door ook fietsonderdelen te gaan verkopen. Aan het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw komt het 'recreantenfietsen' opzetten. Velen gaan dan op een racefiets rijden. Dat legt Piet geen windeieren. In 1980 verkoopt hij zijn onderneming en sinds dien renteniert Rentmeester. Iemand die wel de top heeft bereikt maar nooit een beroepsrenner is geweest, is Keetie van Oosten-Hage. Tussen 1966 en 1979 verovert ze zes wereldtitels en tweeëntwintig nationale titels. Net als Piet Rentmeester komt ze 'van de klei'. Ze wordt op 2 augustus 1949 geboren op de boerderij Reijgersburgh in de buurt van Sint-Maartensdijk. Vader Hage is een sportieve man en als hij aan het eind van de jaren vijftig vanwege zijn leeftijd stopt met het amateurvoet bal, gaat hij op zoek naar een andere sport, die meer bij zijn leeftijd past. Hij komt terecht bij de wielerclub de Zuid-Westhoek in Hoogerheide. Een gezel lige club fietsende mannen, die er op zondagen met de sportfiets opuit trekt. Door zijn enthousiasme weet hij twee van zijn dochters over te halen om ook eens een keertje mee gaan. 'Door toedoen van mijn vader werden wij lid van die club. We maakten al gauw tochtjes van tweehonderd kilometer. Het was geen racen, maar tochten voor liefhebbers met een gemiddelde snelheid van 22, 23 kilometer per uur. Dat deed ik tot ik zestien was en toen ben ik gaan koersen, nadat mijn vader in België te horen kreeg dat hij zijn meiden moest laten koersen. Zo zijn we wedstrijden gaan rijden. Dat was voor mij in 1966.' Vader Hage is de coach van zijn dochters. Nederland telt dat jaar 25 wedstrijdrijdende dames, die zich hebben verenigd in de Nederlandse Dames Wieier Club. Keetie zit in de vierde klas van de ULO als ze op 2 april 1966 haar eerste wedstrijd fietst. Dat is in het Belgische Vierset en Keetie wordt die dag tweede. Veel tijd om te trainen heeft ze niet, want ze moet blokken voor haar eindexamen waarvoor ze in juni slaagt. Daarna vormingsklas en dan 118

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2005 | | pagina 120